Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (51) De Kouter

vrijdag 11 april 2014 11u56 | Arthur De Decker (tekst), Jos Tavernier (beeld) | 4 reacties
Trefwoorden: , , , .

Deze week komen de ansichtkaarten uit de serie 1 van postkaartenhandelaar Albert Sugg aan bod die betrekking hebben op de Kouter  tijdens La Belle Epoque. Arthur De Decker voorziet deze van enige achtergrondinformatie en Jos Tavernier zorgt voor actuele zichten. De vorige afleveringen vindt u in het Gentblogt-archief.

Serie 1 nr. 80  Wapenplaats

Serie 1 nr. 80 Wapenplaats

Postkaart nr. 80 is een mooi voorbeeld van hoe de Albert Sugg van sommige zichten meerder variaties verkocht onder het zelfde nummer. Zo kom je tot de prijsvraag van de week: vindt de 10 verschillen tussen boven- en onderstaande kaart nummer 80. En voor de volledigheid: er bestaat ook nog een derde variant met minder animatie.

Serie 1 nr. 80 Wapenplaats I

Serie 1 nr. 80 Wapenplaats I

De Kouter was vroeger het centrum van het Gents ontspanningsleven. De Potter loofde deze plaats in 1884 als volgt:

De Gentenaar toch leert den Kouter liefhebben van zijne kinderjaren af, en voor velen, misschien voor de meesten, is hij ’t doel geweest van de eerste wandeling aan de hand van vader of moeder. Wat ouder geworden gaat hij er gaarne heen met speelmakkers of schoolgezellen, als ’t zomer en zondag is en de plaats wemelt van groote en kleine, jonge en oude menschen, van bloemen en planten die de eerenaam der stad van Flora, voor Gent staven moeten. Later, gebroken  door den last der ouderdoms of door krankheid, richt hij nog zijne schreden daarheen om op eene bank wat uit te rusten in de schaduw van ’t geboomte, en van de honderdste maal het dagelijkse, ja ieder uur vernieuwende schouwspel bij te wonen van het woelige, prozaïsche stadsleven: het voorbijdraven der herekoetsen, vracht- en tramwagens, (…) het gestadig gewemel van wandelaars of lastdragers, van paradeerende juffers in rijk toilet en ellendige huismoeders, die men omtrent het middaguur met het blikken keteltje bezweet ziet voortspoeden naar ’t afgelegen werk van de man, wachtend op het sobere maal…

Reeds in de middeleeuwen was de “Peerdecouter” (sinds begin van de 19de eeuw in het Frans : “place d’Armes” genoemd, zoals ook op de Suggkaarten staat) een wandelplaats voor de Gentenaar.

Tornooien, o.a. gehouden in 1329, 1361, 1392 en 1417, zorgden op de Kouter voor vermaak van het volk en de adel. Marcus van Vaernewijck vermeldt in zijn “Historie van Belgis” in 1567 op de Kouter een “triumphe”, een ringsteking te paard, waar edellieden rijk uitgedost aan deelnamen, een laatste naschemering van de grote ridderfeesten uit de middeleeuwen. Vanaf 1632 werden er ook boogschietingen naar “prijsgaaien” ingericht o.a. door de nu nog bestaande Sint-Sebastiaansgilde. Daartoe werd een “gaaipers” opgericht, tot vermaak van arm en rijk. Uitzonderlijke feesten grepen hier ook plaats bij Blijde Intreden van vorsten zoals op het einde van de 18de eeuw voor de Oostenrijkse aartshertogen. Ook Napoleon Bonaparte werd als eerste consul hier op een luisterrijk dansfeest vergast in een reusachtige tent. Vele vuurwerken werden hier afgeschoten, waaronder de “viervoghel” waarbij de 4 schuttersgilden naar een gaai mikten die getroffen in brand schoot en ontplofte.

Sinds het invoeren van de Gentse Feesten bestaat op de Kouter de traditie van het “bal populaire”. Dat jaarlijks feest trok tijdens La Belle Epoque “eene zo groote volksmenigte dat de wandeling er schier onmogelijk is. Het theater, waar een welbezet orkest allerlei dansaria’s speelt, en de de grote en brede arcaden die werden opgetimmerd, schitterden dan van duizend kleurige lampioenen en leveren een waarlijk prachtig verrukkelijk gezicht op, dat doet denken aan de wonderfeesten van het Oosten”.

De Kouter bood ook plaats aan de jaarlijks 3 dagen durende paarde- en halfvastenmarkt toen men door de bouw van het Justitiepaleis deze niet meer kon inrichten op het nabijgelegen Recolettenplein. Op de Kouter greep traditiegetrouw ook de schouwing der wapens en paarden plaats en dit duurde tot in de 19de eeuw. Deze taptoe trok steeds een groot aantal nieuwsgierigen aan. Vandaar dus de vroegere benaming  “Wapenplaats”

In 1661 werd de Kouter beplant met 158 lindebomen, zodat men reeds 2 jaar later fier kon verklaren dat de Kouter “ is seer wel ende fray beplant om onder de ombrage van de groene boomen spacieuze wandelingen te comen doen”. Er stonden   31 arduinen zitbanken en 34 lantaarnpalen tussen de bomen. Wie betrapt werd op beschadiging van de bomen of de banken werd met geseling gestraft. De linden gingen echter dood en werden in de 18de eeuw  volledig herplant. In 1877 werd zelfs een ondergronds irrigatiesysteem geplaatst doch ook dit hielp niet zodat in 1883 de resterende linden werden vervangen door 97 volwassen olmen gerecupereerd uit de Dierentuinlaan,  Benardstraat en Godshuizenlaan. De olmenziekte sloeg in 1922-1924 catastrofaal toe waardoor alle bomen nogmaals dienden te worden vervangen. Een tweede golf van olmenziekte  in 1970 zorgde er uiteindelijk voor dat de bomen op de Kouter in 1981 werden vervangen door haagbeuken.

Reeds vanaf 1772 vond er ‘s zondags een kleurrijke, sfeervolle bloemenmarkt plaats. Tijdens La Belle Epoque was het aanbod van planten echter veel beperkter als nu. Alleen potplanten werden te koop aangeboden, snijbloemen werden nog niet verkocht. Tot op heden kent deze wekelijkse bloemenmarkt enorm succes.

De Kouter werd door De Potter als de “groote vrijstermarkt van Gent” betiteld en de paren kwamen er bijeen onder het lommer van de bomen, tussen de talrijke bloemenkraampjes, luisterend naar “de meeslepende tonen eener wals of onder het opwekkend gedommel van een pas-redouble”. ’s Zondags trof men er toen het meest burgers aan en werden de sierlijkste toiletten getoond, op woensdag waren ook de blauwe kiel en de katoenen jak van de fabrieksarbeiders onder de menigte.

De sierlijke muziekkiosk in gietijzer links op de Suggkaart dateert van 1878 en werd ontworpen door stadsarchitect Adolphe Pauli (1820-1895). Deze draagt de namen van 4 beroemde componisten: Mozart, Grétry, Rossini en Auber. Na 120 jaar trouwe dienst werd de bouw van de ondergrondse parking onder de Kouter  aangegrepen om de kiosk grondig te restaureren. Ze werd in februari 1997 voorzichtig afgebroken en in maart 1999 op dezelfde plaats heropgebouwd. Over de restauratie van deze muziekkiosk zie deze website.

80 Kouter met blauw kot

Wat is heerlijker dan ‘s zondagsochtend zich wakker slenteren tussen kleurige, geurige bloementooi met vrolijke harmonie-klanken? Tijdens de zomer laat telkens één van de vele  Gentse Harmonieën haar beste deuntjes horen. Als aperitief kan men dan iets eten en/of drinken aan de Blauwe Kiosk, hier centraal te zien op de recente foto van Jos Tavernier. Deze kiosk heeft reeds een lange weg afgelegd. In 1885 werd aan beide uiteinden van de Kouter een krantenkiosk opgericht samen met 38 andere kiosken, die in het stadscentrum verspreid werden. Deze aan de zijde van de Kleine Vleeshuissteeg stond toen iets meer naar links zodat deze niet te zien is op de bovenstaande Suggkaarten. Vóór 1907 werd deze kiosk uitgebaat door de N.V. Gentsche Liberale Pers (uitgever van “La Flandre libérale”) en zij was van bij haar oprichting één van de merkwaardigste wat betreft haar uitzicht: zeszijdig gebouw, hemelsblauw van kleur, bekroond met een glasopschrift “Journaux” en voorzien van zonneschermen. Na WOII verdwenen de meeste kiosken geleidelijk aan uit het stadsbeeld. Recent ook nog  deze aan het Koningin Maria Hendrikaplein, de Korenmarkt en   het François Laurentplein (zie deel 19).

Tussen de twee wereldoorlogen werd het zeshoekig gebouwtje op de Kouter vervangen door een rechthoekig. En het is in die vorm dat de ondertussen leegstaande kiosk in 1990 werd overgenomen en omgetoverd tot een oester- en sandwichbar. De nieuwe eigenaar knapte de kiosk helemaal op, gaf hem zijn huidige donkerblauwe kleur, zonneschermen, eettabletten en zijn nieuwe naam. Voortaan kan men tijdens de weekdagen een snelle lunch verorberen (Croque’s, soep, salades) en op zater- zon- en feestdagen oesters, visdelicatessen en aangepaste wijnen degusteren. Ingevolge de bouw van de ondergrondse parking onder het plein werd de kiosk in 1999 meer naar de hoek van het plein verhuisd en anders georiënteerd. Eind 2004 werd de kiosk door een achteruit rijdende bloemenverkoper van zijn sokkel gerukt. Er werd toen een  nieuwe kiosk gemaakt, volledig identiek aan de oude, alleen de houtsoort verschilt.

Na de opening van de nieuwe parking onder de Kouter in april 1998 werd het middenplein heraangelegd, kwamen er metalen bladeren en terug echte bomen. Op 19 oktober 1998 werd gestart met de aanplanting van 69 zilverlindes van 8 meter hoog en 18 jaar oud. Onder de eerste boom werd een koker begraven die een oorkonde bevat. De Kouter telt aldus 47 bomen minder dan voorheen, omdat linden een grotere omvang ontwikkelen. Deze bomen werden aangekocht in het Duitse Lappen aan 33.000 frank per stuk. In de granieten bedekking van het plein (6.000fr/m²) kwamen er op advies van Jan Hoet 17 kriskras verspreide bladeren van metaal ontworpen door de Amerikaanse artieste Jessica Diamond, die zich daarbij liet inspireren door de paradijselijke tuin op het schilderij van het Lam Gods. De kostprijs van dit kunstproject bedroeg 8 miljoen fr.

Links op de foto zien we één van de twee toegangen voor de voetgangers tot de ondergrondse parking. “Oens Gensche kioske wier were inien geschamateerd en deur twie visbokoale veur altijd gesjaproneerd” zong Pierke Pierlala op 10 april 1999 onverwacht bij de feestelijke opening van de vernieuwde Kouter tot grote hilariteit van het publiek. Hij haalde verder ook als volgt uit naar de beleidsvoerders toen:

”Sas liet ier ’t spel afbreke veur ne nieuwe stadsparking.
En ’t mag geweten zijn, da Beke doar akkoard mee ging.
Ze liete putte groave tot diep oender het plein.
Doar voende z’eiwe Duitsers die doar gesneuveld zijn. (…)
Sas kocht uuk nog wa buume in solden in Duitsland.
Dertigduusd frank de bieste mee blad en al..Want ’t was koentant.
Wie dat er minder sjans hoa mee zijn bloaren op da plein
Was oenze conservoator Jan den Oet, ja ‘r zal wel zijn.
Jij ging ze goan bestellen in de verre Ameriek,
Moar ja da stoa wel sjiek…
Moar wa da ’k ’t mieste miste,
Tuupe mee al oens blommiste,
Was da banksken op de Keiter.
Ge kost erop goan zitte mee hoet, ’t zelfs mee suurtoe.
Mee Noenkel Miele en Tante Nitte, Pat Remue en Pere Boeboe.
Of mee een poepedoeze, schuun mokke of travestie.
Ge kost er lekke, toeze, patata en patatie…
Neu stoan der nieuwe banke, dank zij oens stadsbestuur.
Nen uup moderne planke. En Jan den Oet skulptuur.

Serie 1 nr. 81 Letterkundige vereniging de Club, voormalig Hotel Falligan

Serie 1 nr. 81 Letterkundige vereniging de Club, voormalig Hotel Falligan

In de 19de eeuw trok de aristocratische uitstraling van de Kouter een aantal maatschappijen aan. Zij kochten of bouwden imposante panden om in een gepast kader hun activiteiten te ontplooien. Bij de spotlustige Gentse bevolking  kregen deze  woningen fraaie volksbenamingen. Zo werd het hotel “Waepens van Engeland” aan de Zonnestraat, waar de loge La Bienfaisante huisde, bekend als “het boerenhol”. De hotels Papejans en Limnander (zie verder) werden het “Verkenskot” en de “Société Patriotique Union Belge” in het “Grand Café” aan de zuidzijde van de Kouter “het Hondekot”. De litéraire kring Société Littéraire, ook club des Nobles genoemd, dat onderkomen vond in het schitterende Hotel Falligan zoals hier te zien op de Suggkaart, de bijnaam “het Ezelskot”.

In 1755 vroeg de edele heer Hector Falligan (1716-1781, op de aanvraag stond Faligand, doch dat was een schrijffoutje, zoals ook het opschrift bij de Suggkaart) toelating om het door hem in 1754 verworven huis (het 15de-eeuws steen De Pauw dat in de 17de eeuw toebehoorde aan de bekende Gentse familie Triest en in 1716-1720 in het bezit kwam van de familie Papejans de Morchove) te mogen veranderen. Hij kreeg daartoe de toelating op voorwaarde dat het plan gevoegd bij de aanvraag werd gevolgd.

Dankzij het fortuin van zijn echtgenote Jeanne Agnès de Pestre, erfgename van één van de rijkste handelaars in koloniale waren met wie hij huwde in 1746, werden voor dit hotel moeite noch kosten gespaard. Bij de uitvoering werd echter gevoelig afgeweken van dat oorspronkelijk plan (zie afbeelding in “Gent stad van alle tijden”, 2010, p.129). Het ronde middenfronton werd driehoekig, de driehoekige zijfrontons werden afgerond, de vierkantige vensteropeningen werden boogvormig, enz. De conceptie van de voorgevel maakte blijkbaar een evolutie door in de geest van de architect Bernard de Wilde (1691-1772). Van de eenvoud van het ontwerp kwam hij tot de overdadigheid van de uitvoering.

Op de doorlopende zuilen staan de beelden van Diana en Apollo die in 1884 vernieuwd werden. Dit gebouw heeft achteraan een ingang in de Universiteitstraat waar de stallen waren gevestigd. Het interieur wordt beschouwd als het meest kwaliteitsvolle uit de rococoperiode te Gent. Het werd in 1886-90 door de schilder en oudheidkundige Armand Heins (1856-1938) en beeldhouwer Camille Lippens (1840-1911) in Louis XV-trant gerestaureerd en vervolledigd.

Het gebouw is sedert 1990 een beschermd monument en nog steeds eigendom van de letterkundige kring “Club des Nobles”. Deze vereniging werd in 1802 gesticht onder de benaming Société littéraire. De stichters waren universiteitsprofessoren en Gentse notabelen, waarvan ongeveer een derde van adel. Nieuwe leden moeten niet van adel zijn. Het doel van de stichting is gebleven wat het oorspronkelijk was: de leden de voordelen te bieden van een privéclub met bibliotheek, lees- en vergadersalons, een restaurant, en tot voor kort ook slaapgelegenheid.

81 Faligan Kouter

Het “Hotel Falligan” nu, zoals gefotografeerd door Jos Tavernier. De literaire maatschappij Club des Nobles vergadert ook vandaag nog  onder de naam ‘letterkundige kring’ in de salons op de gelijkvloerse verdieping. De eerste verdieping werd gebruikt door de aanpalende bank BBL. In 2001 werd  de voorgevel in opdracht van deze bank in een okergele kleur gestoken. “Dat is gebeurd volgens het autenticiteitsprincipe” beweerden de heren van de Monumentenzorg. “Het is gewoon lelijk” zeggen de tegenstanders met voorop de voornoemde Letterkundige vereniging én professor Marie Fredericq-Lilar die in 1975 een standaardwerk over dat gebouw publiceerde.

Sedert 2011 is de eerste verdieping prachtig in ere hersteld en in gebruik als kunstgalerij Francis Maere Fine Arts.

Het gebouw links is Kouter nr. 159-171. Het enthousiasme van de Gentse bourgeoisie voor residentiële flatgebouwen bleef tijdens het Interbellum matig.  Na de bouw van de Parc Residence in 1925 (zie deel 47) was het wachten tot 1938 vooraleer dit appartementsblok op de Kouter gebouwd werd. Architect G. De Backere tekende de plannen.  Hij liet zich overduidelijk inspireren door de Parc Residence en koos voor een conservatieve architectuur die goed bij de weinig oudere bankgebouwen in de buurt aansluit  Enkel de naamborden van architect en aannemer zijn in een modieuze art deco-letter uitgevoerd. De aannemer was Frans Amelinckx (Antwerpen).

Serie 1 nr. 177 De Concorde, voormalig Hotel Papejan en Limnander

Serie 1 nr. 177 De Concorde, voormalig Hotel Papejan en Limnander

Deze Suggkaart kwam reeds eerder in beeld op Gentblogt.

La  Concorde was oorspronkelijk een kleine besloten vriendenkring  opgericht in 1804 met als enig doel de burgerij ontspanning te bezorgen. Zij vergaderden eerst in het café Gantois aan de Veldstraat en vanaf 1814 in het café des Arcades op de Kouter.Gentenaren uit de hoge burgerij sloten zich massaal aan zodat ze een meer passend gebouw moesten huren op de Kouter. In 1818 vestigden ze zich in het Hotel Papejans naast het Hotel Limnander op de hoek van de Korte Meer. Kort na de Belgische omwenteling werd La Concorde een broeinest van orangisten, burgers die dolgraag terug onder Hollands bestuur wilden komen. In 1850 werden de hotels Papejans en Limnander door de vereniging verworven en samengevoegd naar plannen van architect Roelandt. Er was een biljartzaal en een 31 meter lange feestzaal die van de Kouter tot de Universiteitsstraat liep. In 1937 kregen beide gebouwen nog een restauratie. In 1967 werd het complex eigendom van de Belgische Verzekeringsmaatschappij van de Middenstand. In 1969 werd dit prachtig gebouw gesloopt en vervangen door de huidige banale nieuwbouw waarvan foto hier onder van Jos Tavernier.

177 Kouter modern

Doorheen al de jaren profileerde de vereniging zich van liberaal en orangistisch naar een pluralistische vereniging. Vooral hun oranje-gezindheid werd hen in de beginjaren kwalijk genomen en daarom noemden sommige Gentenaren dit het verkenskot. De politieke storm luwde echter en later organiseerde de vereniging vooral  jaarlijkse society-gebeurtenissen, liefdadigheidswerken en liet de kunstwereld de feestzaal gebruiken voor tentoonstellingen.

Serie 1 nr. 185 De Handelsbeurs

Serie 1 nr. 185 De Handelsbeurs

Een  overzicht van de geschiedenis van dit gebouw kunt u  in 17 minuten beluisteren en bekijken op de website van de Handelsbeurs.

Dit gebouw in vroege rococostijl werd in 1738-39 door David ‘t Kindt ontworpen. Het was een verblijf voor de Oostenrijkse keizerlijke troepen, wat de naam ‘Hoofdwacht’ verklaart.

De huidige Handelsbeurs kreeg vorm toen het Gentse stadsbestuur, eigenaar van de Corps de Garde of Hoofdwacht, in 1899 de belendende feestzaal l’Union kocht om er de stedelijke Handelsbeurs in onder te brengen. Stadsarchitect Charles van Rysselberghe (1850-1920) kreeg de opdracht om beide gebouwen samen te voegen. De twee verschillende panden laten zich nog steeds duidelijk onderscheiden in de voorgevel van de Handelsbeurs. Het oudste deel van het Handelsbeursgebouw, de Corps de Garde, werd in 1738-’39 opgetrokken naar een ontwerp van de Gentse meester-timmerman-architect David ’t Kindt (1699-1770).

De bouw van deze Hoofdwacht van de Oostenrijkse Keizerlijke Wacht was voor ‘t Kindt de eerste van een reeks vruchtbare samenwerkingen met meester-metselaar Jean Baptiste Simoens. Bovendien realiseert ’t Kindt – die voordien reeds betrokken was bij de bouw van de Sint-Niklaaskerk – met dit Rococo-pand een eerste gebouw uit de indrukwekkende lijst projecten die hij in het Gentse op zijn actief heeft, zoals het Hotel D’hane – Steenhuyse, de stadsgevangenis met de Mammelokker, de verbouwing van het Huis van Oombergen, hotel Snoeck in de St.-Jacobsnieuwstraat, de uitbreiding van het Bisschoppelijk Seminarie, de Eeckhautkazerne en het St.-Machariushof.

Nadat de Franse bezetter het gebouw tot nationaal goed heeft verklaard, komt de Hoofdwacht in 1807 opnieuw in het bezit van de stad. In 1867 wordt het pand voor het eerst verbouwd en neemt de krijgsraad van Oost-Vlaanderen zijn intrek op de verdieping, om er te blijven tot 1885. Pas wanneer de stad besluit om de Hoofdwacht samen te voegen met de feestzaal l’Union, worden ingrijpende veranderingen doorgevoerd. In de Hoofdwacht wordt een telefoon- en telegraafkantoor ondergebracht en in de tuin achter het poortgebouw wordt een galerij bijgebouwd. Van een beurszaal in de Hoofdwacht is op dat moment nog geen sprake. De tweede zaal komt er pas ná de feestelijke opening van het Handelsbeursgebouw door prins Albert op 28 april 1901, wanneer stadsarchitect Van Rysselberghe in 1906 het beursgebouw verder uitbreidt. Het is dit ontwerp voor de beurszaal uit 1906, inclusief de schilderwerken en decoraties van Armand Heins (1856-1938), dat als basis werd genomen voor het restauratieproject in de nieuwe concertzaal.

Het gebouw is echter heel wat ouder dan de periode die aan de basis ligt van de restauratie. Nog voor de maatschappij l’Union in 1848 het pand aankocht, was op dit adres de Gentse Paardenposterij, annex Posthotel, gevestigd. De Paardenposterij, een van de schakels in het postkoetsnetwerk van Thurn und Taxis, was sinds 1779 gevestigd in een deel van het gildenhuis van de Sint-Sebastiaansgilde. Bij de afschaffing van de gilden onder de Franse bezetting koopt de postmeester, Jean-Marie Busso (1739-1807), in 1797 het gildenhuis met zijn Sint-Sebastiaansschouwburg. Kort voordien bekwam hij reeds de paardenstallen die de stad tussen het gildenhuis en de Hoofdwacht had opgericht en verving de constructie door een woning voor zijn gezin. Een generatie later, in 1815, bouwde architect Pierre-Jacques Goetghebuer (1788-1866) op de plaats van het gildenhuis zijn schitterende Posthotel. Na vijfendertig jaar worden Posthotel en Paardenposterij afzonderlijk verkocht, waarbij het laatste in handen komt van de maatschappij l’Union, die er zijn feestzaal in onderbrengt. Het Posthotel zal in 1968 vervangen worden door een erg neutraal appartementsgebouw van zeven verdiepingen hoog.

185 De Beurs

In 1997 besliste het Noordstarfonds om zijn Gele Zaal-werking over te hevelen naar de gebouwen van de voormalige Handelsbeurs en gaat samen met Mercator-Noordstar (thans Mercator Verzekeringen) tot de aankoop van het pand over.

Omdat het gebouw  reeds sedert 1943 een beschermd monument is, drong zich na jarenlange leegstand en gebrekkig onderhoud een grondige restauratie op. In de loop van 2000 verdween de markante gevel voor twee jaar achter stellingen. De transformatie van de Handelsbeurs balanceert tussen consciëntieuze restauratie en noodzakelijke vernieuwbouw.

In het restauratieconcept wordt grotendeels teruggegrepen naar de toestand waarin het gebouw zich rond de eeuwwisseling bevond.

Serie 1 nr. 186 Kouter II Sneeuweffect

Serie 1 nr. 186 Kouter II Sneeuweffect

Een zicht toen het nog sneeuwde in de winter. Let op de karren, de tramsporen, de bankjes en de mooie lantarenpalen. Deze postkaart werd verstuurd in 1902.

186 kouter

Op deze recente foto van Jos Tavernier is goed te zien dat het kruispunt met Zonnestraat en Korte Meer nu een druk kruispunt is geworden. Was het wel een slim idee om onder dit centrumplein een parking te bouwen? Trekt dit geen auto’s aan die de drukste tramlijn van België hinderen? Daarover werd geen gemeentelijke volksraadpleging gehouden.

Op die hoek van de Kouter staat het gedicht “Zoals een blad dat valt” van Lut de Block (°1952). Het maakt deel uit van de Poëzieroute en staat symbool voor de schending van de mensenrechten. Het staat op de plek waar tijdens WOII mensen naar nazi-Duitsland werden gedeporteerd — zie eerder op Gentblogt.

Serie 1 nr. 256 Wapenplaats III

Serie 1 nr. 256 Wapenplaats III

Dit is  een zeer zeldzame dubbele Suggkaart die ik niet in mijn bezit  doch in gescande vorm kreeg van de grote verzamelaar Denis Pieters, waarvoor hartelijk dank. Het geeft ons een uniek panoramisch beeld van hoe de noordelijke zijde van de Kouter er in La Belle Epoque  uit zag voor deze werd verminkt door allerlei financiële instellingen. In het boek van A. Verbeke en J. Decavele “Gent in oude prentkaarten” (zevende herdruk 1989, nr 104) kreeg de linkerhelft van deze postkaart daar het volgende onderschrift :

Zo zag de Kouter er uit in het begin van de eeuw. De indrukwekkende gevels werden intussen stuk voor stuk aan het gouden kalf geofferd. Helemaal links ziet men de Concorde, bijgenaamd het Verkenskot. Hier was in 1830 en volgende jaren het verzamelpunt van de Orangisten. De witte poort rechts sluit een straatje af dat naar de lange Meire (nu Universiteitsstraat) liep. Op de Kouter was het dat de dames van hoge komaf in de late voormiddag rondwandelden om te bewijzen dat ze een meid hadden die voor hen het eten klaarmaakte.

Let op de Belle Epoque kinderkoets.

256 a

Op deze actuele panoramafoto van Jos Tavernier ziet u de huidige noordzijde van de Kouter. Wat een kakofonie van gevels. Hoe is dat zo ver kunnen komen?

De afbraak van de KBC-gevel uiterst rechts  is de recentste aanslag op de Kouter.

De resterende 60 meter lange gevel langs de Kouterdreef werd niet enkel opgevijzeld doch ook verplaatst ter verbreding van de straat.

De Kouter was tot voor tien jaar een heus bankenplein en daarmee bedoel ik niet inzake zitcomfort. De jongste jaren komt er meer bewoning. KBC verkocht er zijn kantorencomplex aan projectontwikkelaar Wilma Project Development, die ondertussen deel geworden is van de Matexi-groep. TV 360 Architecten, BURO II & ARCHI+I en Crepain Binst Architecture plannen er nu de bouw van 42 luxe-appartementen, winkels, kantoorruimte en een uitbreiding van de bestaande ondergrondse parkeergarage.

Al die werken op de Kouter liggen zeer gevoelig bij de Gentenaars. Dit blijkt duidelijk uit het gekende Gentse  volkslied: Da bankske op de Keiter. Dat gaat echter duidelijk niet over de bank als financiële instelling.

© 2014 GENTBLOGT VZW

4 reacties »

  1. Reactie van Jean Marie De Wulf

    Tot in de jaren 1960 maakte de Kouter deel uit van wat wij “le pucellot” noemden. Dit was de zondagswandeling na de mis. De meisjes en de oudere juffrouwen wandelden een zeker parcours door de stad. De jongere waren vergezeld door vader en moeder, de iets oudere met een vriendin of een “chaperon”. Van hun kant wandelden de jonge heren of alleen of in groep om zoveel mogelijk juffertjes te ontmoeten. Dit ritueel bestond zeker al voor mijn grootvader. Het traject ging van Korenmarkt tot het zuid: Veldstraat, Zonnestraat, Kouter met de bloemenmarkt, de Vogelmarkt, Brabantdam, Vlaanderenstraat, Wilson- en Frankrijkplein, Lamstraat(sic), Kortedagsteeg, en dit met mogelijke variantes. Zo mits, een gelukkige ontmoeting, kon men de activiteiten voor de rest van de dag plannen.

  2. Reactie van jos tavernier

    Nooit geweten dat je die tijd nog hebt mee gemaakt Jean Marie, ik dacht dat dit iets was van het interbellum ;-)
    Overigens als toenmalig centrumbewoner, beperkte “de toer” zich voor ons tot het bekijken van de etalages van de concurrentie als daar waren Papeterie Anglaise en Tack.

  3. Reactie van Jean Marie De Wulf

    Nee, Jos, het formele was er wel af, maar voor de essentie was de geest er nog in. Ik herinner me toch nog enkele typische feite en ontmoetingen. Over het traject waren er tal van alternatieven, onder andere: de rue du Hainaut, Place Saint-Bavon , rue Magelein, rue de la Vache…..