Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (47) Citadelpark IV
In vorige afleveringen over de Serie 1 postkaarten van Albert Sugg is het Citadelpark reeds veel aan bod gekomen (zie deel 2, deel 38 en deel 39) en toch nog niet alles. Dit bewijst dat dit onderwerp blijkbaar zeer gegeerd was tijdens La Belle Epoque. Dus behandelt Arthur De Decker hier nog vier kaarten over dit stadspark en toont de fotograaf van dienst, Jos Tavernier, wat daar nu te zien is. De vorige delen kunt u terugvinden in het archief van Gentblogt.
Het  Citadelpark heeft in de loop der jaren zeer veel veranderingen ondergaan. Tussen 1900 en nu werden er heel wat gebouwen ingeplant waaronder het gebouw rechts op de Suggkaart, een restant van de provinciale tentoonstelling van 1899 dat enige jaren later moest plaatsruimen voor paviljoenen van de Gentse wereldtentoonstelling van 1913. Uiterst links zien we een stukje van het wachthuis van de parkwachters dat toen tegelijkertijd dienst deed als bureau voor de inspecteur van de Gentse plantsoendienst. Later kwam daar het schuthok, nu hondenasiel genoemd.
Om de hondsdolheid te bestrijden werd door een wet van 1882 elke gemeente verplicht een schuthok in te richten. De meeste besturen lieten die taak over aan privéorganisaties. In Gent werd in 1897 de Maatschappij tot Bescherming der Dieren opgericht door enkele sterk geëngageerde dierenvrienden (uitvoerig beschreven in de licentiaatthesis “De Geschiedenis van de Dierenbescherming in België anno 1890-1940 van de hand van de heer Kevin Verloot).
Bij deze pioniers waren zelfs beroemde Vlaamse prominenten, waaronder Alice Buysse (1868-1963, eerste voorzitster en zus van schrijver Cyriel Buysse, James Ensor (1860-1949, schilder), Jules Ruhl ( 1864-1930), Ernest Van Wesemael (1854-1924, toenmalig hoofdcommissaris van de Gentse politie), enkele burgemeesters van Gentse randgemeenten (Zwijnaarde en Sint-Denijs-Westrem) en de directeur van de Gentse Dierentuin uit die tijd.
De vereniging heeft drie adressen gekend: eerst het centraal politiebureau op de Botermarkt. Dat kwam onder meer doordat de toenmalige hoofdcommissaris van de Gentse politie, Ernest Van Wesemael, de dierenbescherming heel genegen was. Het tweede adres was de Plantentuin. Sinds 1920 Â zit het asiel op het hoger vermelde adres in het Citadelpark. Dit blijkt uit het volgende bericht in de Gazette van Gent van 27 november 1920:
Het nieuwe schuthok van de Maatschappij tot Bescherming der Dieren is sedert 12 november open in een deel van de oude citadel, tegen de grote trap, links van het Feestpaleis. Het lokaal is gesticht om de kleine, verloren dieren te ontvangen. De personen die van een zwervende hond afweten zijn verzocht hem aan de politie kenbaar te maken of hem zelf naar het schuthok te willen leiden.
Men ontvangt daar ook honden en katten waarvan de eigenaar zich om de één of andere reden wil ontdoen en moeten gedood worden. Men mag de maatschappij daarvan verwittigen door een bericht naar het middenbureel van de politie te zenden. Het dier wordt door een bediende afgehaald. Het publiek is verzocht geen af te maken dieren meer naar het slachthuis te zenden, daar zij zullen geweigerd worden.
Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we links het voornoemde hondenasiel in het Citadelpark, Paul Bergmanlaan 2. In een krant van 1993 lees ik: “Verscholen tussen het groen ligt nog een dierenasiel waar soms schoten weerklinken van ‘terechtstellingen’ van overtollige dieren. Een praktijk die bij sommige dierenbeschermers al verontwaardigde reacties heeft uitgelokt.â€
Voor meer informatie over de huidige werking zie dierenasielgent.be.
Het Gentse dierenasiel is naar verluidt dringend aan vernieuwing toe. De gebouwen zijn verouderd en het asiel is te krap geworden voor de vele dieren die er worden binnen gebracht. Het zou voordeliger zijn daarvoor een nieuwbouw te zetten dan het verbouwen van het huidige asiel in het beschermde Citadelpark. Er bestaan momenteel plannen om het dierenasiel te verhuizen naar het toekomstig park Halfweg dat langs de Noorderlaan aan de Watersportbaan moet komen naast het sportterrein van Ugent. Het betreft een terrein van 1.000 m². Het stadsbestuur beloofde een tussenkomst van €350.000.
Deze kaart werd verstuurd in 1902 en toont ons het heden niet meer bestaande lusthof “Au Belvédèreâ€, met uitkijktoren, dat zijn naam gaf aan de Belvédèrelaan tussen de Parklaan en de Burggravenlaan. Diverse dergelijke “aubettes†werden tijdens La Belle Epoque in en om het Citadelpark opgericht ten behoeve van de talrijke wandelaars.
Dit bijhuis van café Le Progrès in de Kortedagsteeg werd in 1885 gebouwd op de hoek van de Parklaan en de Fortlaan, heden hoek Krijgslaan en Monterreystraat. De straat vooraan werd in 1912 heraangelegd als rechtstreekse verbinding tussen de parkvijver en de viaduct van de Krijgslaan en onder de naam Belvédèrelaan volledig ingelijfd bij de expoterreinen van de wereldtentoonstelling van 1913.
Het werd de verbindingsweg tussen het Citadelpark en de expoterreinen ten zuiden van de spoorweg, onder de in 1911 gebouwde spoorwegviaduct, naar de Krijgslaan. Deze straat kreeg in 1940 ook de naam Krijgslaan. Dit druk beklante lusthof  werd in 1911 onder luid protest afgebroken omdat het plaats moest ruimen voor een paviljoen van de coöperatieve S.M. Vooruit, met restaurant en terras, tijdens de expo van 1913.
In het dagblad Vooruit werden de arbeiders meerdere malen opgeroepen om het paviljoen van Vooruit, te bezoeken. Dit gebeurde door volgend bericht:
Bezoekt “VOORUIT’S PAVILJOENâ€, in de Wereldtentoonstelling van Gent, aan den grooten vijver van het Park, rechtover den Waterchute, ter plaatse waar vroeger den Belvédère wasâ€
Vooruit’s eet- en gelagzaal telde zo’n 500 zitplaatsen. Er was een bakkerij in ondergebracht waar op een topdag in juni 1913 maar liefst 27.000 boterkoeken werden verkocht. Vooruit serveerde er haar fameuze Triomfbier van haar nieuwe brouwerij in eigen Vooruit-glazen.
De Belvédèrelaan werd langs weerszijden omzoomd met diverse wijn- en biercafés, kleine winkeltjes en een muziekkiosk en werd gedurende de expo twee maal door een zware brand geteisterd. De Gazette van Gent van 28/10/2013 schreef:
Het paviljoen van Vooruit had het erg te verduren. De bakkerij, de keuken, een aanzienlijk deel van het koffiehuis alsmede de keldering waar heel wat bier en wijn in lagen, werden vernield.
Desondanks kon het dagblad Vooruit reeds op 30/10/2013 uitpakken met de titel “Het paviljoen van ‘Vooruit’ reeds heropendâ€. Het Vooruitpaviljoen was zoals vrijwel alle andere paviljoenen opgebouwd met behulp van het staff-procédé. Hiertoe werd een houten skeletstructuur ineengetimmerd die vervolgens werd bekleed met pleister. Dit Vooruit-gebouw werd onmiddellijk na de wereldtentoonstelling terug afgebroken, zoals alle andere expopaviljoenen.
Op de hoek van de Krijgslaan en de Monterreystraat, waar voordien de Belvédère en het Vooruitpaviljoen stonden, verrees in 1925 dit imposante appartementsgebouw, “Parc Résidenceâ€, het eerste van dergelijke omvang in Gent. Het werd ontworpen door Oscar Van de Voorde (1871-1938), de hoofdarchitect van de Wereldtentoonstelling van 1913, in opdracht van advocaat Robert Delmotte.
Het gebouw met voorgevel georiënteerd naar de grote vijver van het Citadelpark, overschreed met zijn zeven verdiepingen en totale hoogte van 22,5 m de toen gangbare stedenbouwkundige voorschriften. Zoals te zien op de recente foto van Jos Tavernier vertonen de voorgevel en het hoge gedeelte van de zijgevel aan de Krijgslaan hoge gebogen erkers met sierpanelen in art deco en ertussen vensters met gebogen smeedijzeren balkonnetjes.
Verder aan de Krijgslaan werd de architect vermoedelijk verplicht de bouwhoogte aan te passen, om beter aan te sluiten bij de bestaande woningen. Het interieur heeft een vroege ASEA-personenliftinstallatie van 1925 met een open schacht en een houten liftkooi met vouwdeuren en machinekamer boven. Hoewel dit gebouw voor Gent uniek is, bestonden er in Brussel en Antwerpen al veel vroeger gelijkaardige en veel grotere voorbeelden van dit type. Het gebouw werd in 1991 beschermd als monument.
Op de heuvel achter het openluchttheater, waarover we het eerder hadden in deel 38, stond tijdens La Belle Epoque het “Chalet Suisse†, een pittoresk cafetaria dat in de Tweede Wereldoorlog werd vernield. In de kleine villa die er nu staat, was vroeger de civiele bescherming ondergebracht.
Ten behoeve hiervan werd een grote zendmast opgericht terwijl onder de heuvel een enorme bunker uit 1938 ligt. Voor nadere informatie hierover zie de reeds eerder genoemde website bunkergordel.be: Bouw Belgische commandobunker 1938, Commandobunker tijdens Duitse bezetting en Bunker gebruikt door Civiele bescherming.
In de krant De Morgen van 1 juni 1993 stond daarover:
Achter het Theodoor Canneelpad ligt de provinciale commandobunker van de civiele Bescherming. Hij is aangelegd onder een fikse ophoging van het park. De Parkdagbezoeker daalt langs een vrij steile trap naar beneden. Het ene niveau ligt al lager of is al muffiger dan het andere. Maar toch blijkt verrassend dat de ondergrondse bunker maar één meter onder het niveau ligt van de Leopoldslaan.
De journalist CVDP (César Van De Poel) citeert één van de aanwezige officieren als volgt:
We sluiten ons voor een oefening soms 24 uur op. En dan krijgen we, bij wijze van simulatie van een ramp, uit de provincie en uit heel België informatie. Terwijl bovengronds rond bomen en vijvers de muggen zoemen, kraakt ‘diep’ in de aarde de scanner vijf ‘geheime’ zenders: Doel, Liedekerke, Brussel, Ghlin en Crisnée. Waarom Doel erbij is, zal u wel duidelijk zijn… Als daar iets gebeurt zitten ze niet goed in Antwerpen. Wij in het Citadelpark wel. De Wind staat niet naar hierâ€..
Wat een geruststelling! En verder:
Het enige wat je bij een ramp kan redden is een transistorradio op batterijen. Als de stroom uitvalt , ben je met een gewone post niets.
Nu die bunker 10 jaar geleden definitief dicht ging, stel ik mij de vraag waar die transistorradio’s op batterijen nu staan opgesteld…
Fotograaf Jos Tavernier maakte bovenstaande collage over de locatie waar destijds de Zwitserse Chalet stond    en waar nu nog de bovenbouw staat van de buiten gebruik gestelde bunker van de civiele bescherming.
Deze postkaart verstuurd in 1900 toont ons de mooie gietijzeren muziekkiosk tussen de Jozef Mengaldreef en de Louis Hanssensdreef. Let ook op de rondom rond opgestelde plantenbakken. De kiosk werd gebouwd door ondernemer Bert-Campens fils in 1885 en is een ontwerp van stadsarchitect Charles van Rysselberghe (1850-1920), die ook  het in 1904 ingehuldigde Museum voor Schone Kunsten tekende.
Als men de Suggkaart aandachtig bekijkt ziet men dat de kiosk toen nog bekroond was met een groot beeld (vrouwenfiguur?) op de top. Deze kiosk werd eind 1911 tijdelijk afgebroken om plaats te maken voor de paviljoenen van de Franse koloniën Algerije, Tunesië en Marokko tijdens de expo van 1913. Zij werd in mei 1914  heropgebouwd doch zonder het voornoemde beeld. Waar dat beeld naar toe is weet ik niet. Er werden tijdens La Belle Epoque elke zondag concerten gegeven, zoals nu nog op de kiosk op de Kouter. Er stonden vouwstoelen ter beschikking en de kiosk was prachtig gedecoreerd met sfeervolle gestreepte zonnekappen.
In 1921 werd bij de kiosk een lange stenen rustbank gezet geschonken door “L’Avenir Horticole†ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van Henri De Wilde (°1868), toen directeur van de Plantsoendienst. Onder zijn leiding onderging het park ingrijpende wijzigingen. Deze bank is het werk van architect Vermeulen en aannemer Roobaerts.
De toestand van de heden onderbenutte kiosk is zoals te zien op bovenstaande recente foto van Jos Tavernier deplorabel. De gietijzeren elementen (leuningen, ingangshek en attiek met griffioenen met palmetten, gekoppelde zuilen, gevleugelde Nike-figuren) zijn aan een grondige restauratie toe. Het maakt deel uit van het sedert 1984 beschermde landschap Citadelpark en werd in zo ver ik weet niet apart beschermd als monument.
Uit een bevraging blijkt dat er vraag is naar meer dieren in het park. Dit zou de aantrekkelijkheid ervan zeker ten goede komen. In dat kader is het slechts door weinigen geweten dat de plantsoendienst in april 1951 drie edelherten en vier flamingo’s ontvingen van de Antwerpse dierentuin. Deze werden ondergebracht in het Citadelpark en daarvan bestaat bovenstaande unieke foto. Hoe lang hebben deze dieren daar verbleven en naar waar verhuisden ze?
Ooit stond het park symbool als lommerrijke pleisterplaats en als sociaal ontmoetingsoord voor de werkende mens. Heden heeft het Citadelpark een eerder onveilig imago, zeker ’s avonds, en is het aan herwaardering toe. Een geslaagd stadspark begint bij het vroeg inschakelen van omwonenden bij de planvorming. De kracht van een mooi park schuilt in haar onvoorspelbaarheid. Modernistische bemoeienis laat men best achterwege.
Vooraleer een nieuw aangelegd park een park is, ben je 20 jaar en dus een generatie verder. Beter is het wanneer de stad de bewoners laat inzien dat parken iets toevoegen aan de kwaliteit van het leven. Het invullen dienen ze over te laten aan de ontwerper en de omwonenden. Een stadspark moet tijdloos en flexibel zijn. Dat vereist brede paden en grote weiden voor multifunctioneel gebruik. In die optiek is een stadspark een voortzetting van de stad. Afsluiten hoort dus niet. Het is geen verkeerd idee om een deel van het woon- en werkverkeer door een park te laten stromen. Door de hoge gebruiksfunctie wordt het er veiliger en gezelliger.
© 2014 GENTBLOGT VZW
Omdat de Parc Résidence op een bepaald moment verbonden was met ene familie Dhooge hadden Franstalige Gentenaars de gewoonte om dat gebouw met een woordspeling aan te duiden: “le palais des Dhooge” (in het Frans klinkt het als “le palais des Doges” of Dogenpaleis)
Ernest Van Wesemael was tevens de allereerste die voorstelde om honden te gebruiken voor politiediensten en daar ook in slaagde. Ondanks alle internationale belangstelling heeft hij vreemd genoeg tot nog toe zelfs geen gedenkplaat gekregen voor deze Gentse wereldprimeur.
Zie “De eerste Belgische politiehonden 1899-1914″ van Roger De Caluwe (1995),
beschikbaar in de Gentse stadsbibliotheek.