Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (38) Citadelpark II
Het Citadelpark was tijdens La Belle Epoque blijkbaar een geliefkoosd onderwerp voor postkaartenhandelaars. Albert Sugg nam er dan ook tientallen op in zijn serie 1 over Gent. Arthur De Decker becommentarieerde eerder in deel 2 reeds een aantal van deze kaarten. In deel 38 gaat hij daar mee verder (vandaar Citadelpark II in deze titel). Dankzij de recente foto’s van Jos Tavernier kunnen we hier nagaan wat er eventueel sedertdien is gewijzigd. Meer Albert Sugg vindt u in het Gentblogt-archief.
De meeste lezers zullen het moeilijk hebben om dit zicht met als opschrift “Au parc- III- Le Petit Lac†nu te lokaliseren. Het betreft immers niet de kleine vijver in het noorden van het stadspark, waarover we het verder in dit deel nog zullen hebben, doch wel de kleine vijver ten westen van de Emiel Clauslaan, laan die dus over de sierlijke brug  loopt.
Het zicht dateert van kort voor 1902 toen de Botanische tuin in het Baudelopark naar hier werd overgebracht en omgevormd tot  de universitaire plantentuin dat sedertdien ommuurd werd met een fraai smeedijzeren hek ontworpen door Louis Cloquet — zie deel 14 (Hofbouw) en deel 35 (Baudelo).
Merkwaardig aan deze foto is zeker de windmolen op de achtergrond. Ik heb deze molen op nog geen enkele andere Gentse postkaart daar gezien en vermoedelijk betreft het een op dat moment zeer progressieve hoosmolen van Amerikaanse makelij om water op te pompen in het Citadelpark.
Tot wanneer deze molen functioneerde is mij niet bekend.
Zoals hier te zien op de recente foto van Jos Tavernier is de omgeving er ondertussen alleen maar idyllischer op geworden, o.a. dankzij de waterlelies.
Deze postkaart werd verstuurd in 1902 en toont ons de kleine vijver in het het noordwesten van het Citadelpark met rechts de oorspronkelijke staat van de grot met waterval en daar boven een  duiventil bekroond met vermoedelijk een vlaggenmast. Deze kunstmatige rots  werd in 1878 door de Gentse ondernemer Picha aangelegd. Oorspronkelijk zou ze bezet geweest zijn met schelpen en bood de grot de mogelijkheid achter de waterval door te gaan.
Deze postkaart werd verstuurd op 15 augustus 1903 en toont ons identiek dezelfde site als de vorige postkaart met dit verschil dat de duiventil bovenop de rots werd vervangen door het monument voor de gebroeders Vandevelde, bij de Gentenaarrs beter bekend als het “Moorke†of “’t Muurke†hetgeen “het negertje†betekent.
Dit gedenkteken met medaillon van de hand van tekenaar Armand Heins (1856-1938) en negerbeeld van Louis Mast (1857-1901), werd ingehuldigd op 22 juli 1888 en stond toen in het Citadelpark waar zich nu het Museum voor Schone Kunsten bevindt. De bouwopdracht voor het museum werd in 1889 toevertrouwd aan Charles van Rysselberghe en werd in 1904 plechtig ingehuldigd.
Van het originele gedenkteken dat moest verhuizen omwille van het museum  bestaat een postkaart en daaruit blijkt dat er zich toen oorspronkelijk aan de voet van het monument verscheidene bronzen voorwerpen bevonden: o.a. een schild met 2 speren, een landkaart en 2 kruiken. Deze werden weinige tijd later reeds gestolen. Nog later (in 1908) verdween ook het bronzen medaillon. Het monument werd omstreeks 1902 verhuisd naar de rots iets verderop zoals te zien op bovenstaande Suggkaart.
Naar verluidt was dit eertijds verboden gebied voor de  jeugd omdat er in de nabijheid stevig werd gevrijd.
Sinds 1984 is het Citadelpark een beschermd landschap. In april 2011 keurde de gemeenteraad een bestek goed om het Citadelpark her in te richten en werden 5 ontwerpteams uitgenodigd om projectvoorstellen in te dienen. Het was de bedoeling om in 2013 het geselecteerde project, dat 100 miljoen zou kosten, uit te voeren. Uit besparinsoverwegingen besliste het nieuwe stadsbestuur recent echter om  het Citadelpark niet ingrijpend aan te passen. Er werd enkel 150.000 euro gereserveerd voor extra studiewerk en met kleinere ingrepen zoals het rooien van bomen en struiken wordt het park ook veiliger en frisser gemaakt. Terecht merkte schepen van Openbaar Groen Tom Balthazar op dat het Citadelpark vandaag al een prachtig park is. Er is voor de komende 5 jaar gekozen om prioritair te investeren in buurten waar er weinig groen is.
Deze postkaart werd verstuurd in 1902 en toont ons het gedenkteken op de oorspronkelijke voorlopige plaats tussen de grote vijver en de normaalschool juist voor het op 17 februari 1902 daar werd weggenomen en iets later  verhuisde naar de top van de rots aan de kleine vijver. De genoemde attributen beneden aan de voet van het monument zijn verdwenen met uitzondering van  het opengeslagen boek rechts.
We zien ook nog het oorspronkelijke bronzen medaillon met lauwerkrans en linten en de hoofden van de gebroeders Vandevelde. Op de rots eronder staan hun naam, de plaats en het jaar van overlijden vermeld (Jos.Ganguila 1882- Liev. Leopoldville 1888- Vandevelde). Heel bovenaan is het beeld van de zingende jonge neger, Sakala, geplaatst, in brons gegoten door K. Steyaert uit Gent. Het jongetje bezingt de bevrijding van Kongo en begeleidt zich daarbij op een inlands instrument, een marimba, d.i. een ideofoon die de vorm heeft van een houten kistje met metalen toetsen.
Onmiddellijk na de dood van de oudste broer werd een comité gesticht voor het oprichten van een gedenkteken. Het initiatief ging uit van de “Bond van gewezen onderofficieren van het Belgisch legerâ€. Het monument was enkele maanden later klaar en op 22 juli 1888 werd het memoriaal plechtig overgedragen aan het stadsbestuur. Een lid van het comité hield de gelegenheidstoespraak en bejubelde “de grootse en edele taak van de Belgen in Kongo†en het beschavingswerk.
De gebroers Vandevelde woonden aan Kort Onderbergen die in 1889 werd herdoopt in Gebroeders Vandeveldestraat en in 1905 verlengd tot aan de Annonciadenstraat. De gebroers Vandevelde maakten deel uit van de eerste pioniers die in Kongo hun leven lieten. Jozef Vandevelde (1855-1882) vertrok in 1882 met een expeditie naar Kongo, maar overleed er enkele maanden later aan galkoorts. Het is zijn broer Lieven Vandevelde (1850-1888), luitenant van de artillerie, die in 1884 Sakala (°1874), de zoon van een negervorst, mee naar Gent bracht als een levend bewijs van zijn succesvolle ontdekkingsexploten.
Sakala mocht in Gent naar de Middelbare School (zie deel 14) waar men zich erover verbaasde hoe snel hij zich “civiliseerdeâ€. In 1887 keerde Lieven terug naar Kongo en nam Sakala terug mee. Lieven overleed er aan koorts op 7 februari  1888. Sakala werd er aan zijn lot overgelaten. Smeekbrieven aan het Gentse front mochten niet baten. Sakala was hier niet meer welkom. “Il finit tristement†luidde het droge commentaar in sommige kranten. Er bestaan opvallend veel mooie portretten van de jonge Sakala, waaronder een foto van Edmond Sacré en een schilderij van Gustave Vanaise van 1886 aanwezig in het stedelijk museum te Leuven.
Hier toont Jos Tavernier ons wat er nu nog rest van het monument. De bronzen medaillon werd vervangen door een marmeren  exemplaar. De kranten van juni 2007 meldden dat het bronzen beeldje gestolen was door metaaldieven doch dit bleek gelukkig niet waar.
Een zware tak vernielde het beeld. Het werd hersteld door bronsgieterij Ferbuyt uit Oostakker en op 18 oktober 2007 op zijn oorspronkelijke plaats teruggebracht.
Deze postkaart werd verstuurd op 22 september 1900. Vooraan zitten twee kinderen met een hoed in het gras en vanop de bank links worden deze gadegeslagen door een figuur op de bank. In het midden zien we de “Zwitserse Vallei “ versierd met een werk van beeldhouwer Louis Pierre Van Biesbroeck, nl. “Prometheus†met daar achter het Zwitsers chalet. Dit chalet was een pittoresk cafetaria dat in de Tweede Wereldoorlog werd vernield. De rots werd gerealiseerd door het Brusselse bedrijf Gautron dat ook de grote grot en waterval in he Citadelpark op zijn actief had.
 In de loop van 1940 werd in het Gentse Citadelpark in de Zwitserse vallei een openluchttheater gebouwd  bestemd voor 1340 toeschouwers . Het KNS-gezelschap kreeg er zo een zomerplateau bij. Het oorspronkelijke ontwerp kwam van Herman Van Overbeke, maar de plannen werden verder uitgewerkt onder de leiding van de architecten Bontinck en Bourgeois.
De algemene kunstleiding was in handen van Herman Van Overbeke. Op 1 september 1940 ging in dit nieuwe openluchttheater Driekoningenavond van Shakespeare in première. Na deze première volgden nog vier voorstellingen van het stuk. De programmatie was zeer heterogeen en internationaal-geörienteerd.
Ondanks het zeer gevarieerde programma vrij van alle politieke bedoelingen, het hoge artistieke gehalte en het grote aantal opvoeringen per week draaide het avontuur van het Openluchttheater uit op een financiële ramp. De slechte akoestiek van de “groene ruimte” en het onvoorspelbare Belgische weer waren daar verantwoordelijk voor.
Zoals te zien op de actuele zwart-wit foto van Jos Tavernier is dit unieke theater wel aan een opknapbeurt toe.
Slechts af en toe wordt dit openluchttheater nog gebruikt.
Hierboven had normaal  een afbeelding van de originele Suggpostkaart moeten staan doch deze zeldzame kaart ontbreekt nog in mijn verzameling. Als surrogaat plaats ik hier een copie uit Ghendsche Tydinghen 1986/6 waarin André Despretz p.333-347 uitgebreid het verhaal achter dit monument uit de doeken doet.
Daaruit blijkt dat dit beeld in 1889 werd opgericht op de plaats die officieel “de schelp†of “la petite vallée†heette doch later door de Gentenaars de “Zwitserse Valei†werd genoemd. Dit wit marmeren beeldhouwwerk stelt “de geboeide Prometheus onder de klauwen van de gier“ voor en is een ontwerp van beeldhouwer Louis Pierre van Biesbroeck (1839-1919 en dus niet te verwarren met zijn even beroemde familieleden). Het werd gekapt naar een plaasteren model door zijn leerling Leopold De Maere. Het plaasteren model werd enkele tijd in het park op de door de kunstenaar voorgestelde plaats geëxposeerd. Het marmeren exemplaar werd onthuld op 16 juli 1889.
In de volksmond was dit kunstwerk algemeen bekend als “Pietje Blootâ€. Naar verluidt verboden sommige ouders hun kinderen in de Zwitserse vallei af te dalen tot bij deze naakte Titan. Anderzijds durfden jonge juffers het voetstuk beklimmen om Prometheus daar te strelen waar het minder welvoeglijk was. Na 20 jaar werd Prometheus een vijgenblad aangemeten. Dit preutse kleinnood zou door de kunstenaar Van Biesbroeck zelf zijn aangebracht om een einde te stellen aan de praatjes van het publiek
Volgens de enen zou het bij het uitbreken van de oorlog in 1940 vanuit Mariakerke zijn kapot geschoten.Volgens andere bronnen werd het verwijderd daar het in de weg stond voor een nooduitgang van een ondergrondse bunker. Zeer vermoedelijk werd het in juli 1941 achter het voetstuk ondergedolven  en ligt het er nu nog! In ieder geval werd in augustus 1940 besloten in de Zwiserse vallei een openlucht-theater te bouwen naar plannen van architect Geo Bontinck en tuinarchitect H. Bourgaois. Tot 1959 zouden er toneelvoorstellingen zijn gehouden. Dit unieke openlichttheater bestaat nu nog doch wordt onderbenut.
Prometheus betekent “vooruit-denker†of “beramerâ€. Het was een Griekse vuurgod door Zeus gestraft . Hij werd op de Kaukasus aan een rots geketend en gepijnigd door een gier welke aan zijn lever vrat. Voor meer details zie Wikipedia over Prometheus.
Dit is wat rest van het voetstuk van het verdwenen beeld . Het is niet uitgesloten dat sommige delen van Prometheus of gier daar in de omgeving nog steeds begraven liggen. Zou de groendienst daar niet eens kunnen sonderen?
© 2014 GENTBLOGT VZW
Gelieve het jaartal in “De bouwopdracht voor het museum werd in 1989 toevertrouwd aan Charles van Rysselberghe” te vervangen door 1898. Sorry.
Nog een erratum.Onder de postkaart nr 44 moet de naam van de kunstenaar worden aangepast: het betreft beeldhouwer Louis Pierre Van Biesbroeck en niet Jules. Bij de postkaart daaronder nr. 295 is het dus wel juist.
De bouwopdracht voor het museum werd in 1989 (zal waarschijnlijk 1889 zijn) toevertrouwd aan Charles van Rysselberghe en werd in 1904 plechtig ingehuldigd.
dat het openluchttheater “onderbenut wordt” is wel een eufemisme, jammer van die mooie site.
Jammer, maar dat ligt ook aan de nabijheid van de luidruchtige ringlaan. Het loverteater in Leeuwergem heeft daar minder last van.
Ik heb wel de indruk dat ik in mijn kinderjaren dienen Prometheus toch nog ergens gezien heb. Het probleem, ik weet niet meer waar.
Jean Marie,
Hoe oud was jij in 1940? Indien je na 1941 ergens in het Citadelpark een “Pietje Bluut” bent tegen gekomen was het misschien een levend exemplaar?
Het mysterie rond dit beeld zal niet direct worden opgelost. Iemand van de stedelijke Groendienst liet mij gisteren het volgende weten:
“Wij beschikken helaas ook niet over meer info over het verdwijnen van Prometheus.
Dat die daar ter plekke nog in de bodem aanwezig zou zijn is een tip die we zeker noteren. Op het ogenblik dat het openluchttheater een opknapbeurt krijgt, zullen wij dit mee bekijken. Helaas zijn er momenteel nog geen budgetten die een eventuele heraanleg mogelijk maken.
Ik dank u voor de informatie.”
Leuke aanvullingen op Citadelpark (ditmaal niet bekeken vanuit het militaire oogpunt).
Link naar zelfde thema op https://www.bunkergordel.be:
https://www.bunkergordel.be/14.028h%20Het%20Moorke.html
https://www.bunkergordel.be/14.028i%20Het%20Amfitheater.html