Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (72) Ruïnes Sint-Baafsabdij II
Zoals reeds was te zien in deel 46 en deel 71 van deze wekelijkse Gentblogtrubriek heeft de postkaarten handelaar Albert Sugg in zijn serie 1 over Gent heel wat kaarten laten maken over de ruïnes van de Gentse Sint-Baafsabdij en het daar in gevestigde Stenen Beelden Museum. In dit deel tonen we de resterende 5 kaarten over dit onderwerp. Arthur De Decker verzorgt de commentaar en Jos Tavernier bezorgde de actuele zichten.
Wat we hier te zien krijgen is de ZW hoek van wat tot 1540 de Kloosterhof was en nadien een kerkhof. De deur links leidt naar de plaats waar de Abdijkerk stond en de trap rechts ging oorspronkelijk naar de toren van Sint-Baafskerk. Aan deze opening staan nog de originele zuiltjs met gedraaide schacht. Nu is dit een toegang naar de buitentuin aan de westkant. Rondom deze kloosterhof was er sedert de 12de eeuw een open Romaanse kruisgang die in 1494-95 werd vervangen door een laat-gotische constructie met glasramen waarvan nu nog enkel vijf traveeën te zien zijn en waarvan er slechts twee oorspronkelijk zijn: namelijk deze die zich bevinden voor het lavatorium en vóór de kapittelzaal. De drie andere, één aan de noordkant en twee aan de oostzijde werden in 1839 herbouwd. De anderen waren in het begin van de 19de eeuw zodanig vervallen dat zij gesloopt werden. Op de Suggkaart getuigen de kraagstenen en de aanzetten van de gewelfribben in de muren nog van die verdwenen traveeën. Deze kruisgang diende tot begraafplaats van de hoogwaardigheidsbekleders van de abdij en van personen die deze plek verkozen boven de kerk of het kerkhof van hun parochie. Zoals reeds meegedeeld in deel 46 werd hier bijvoorbeeld het hart van Michaëla van Frankrijk, eerste vrouw van Filips de Goede, hertog van Bourgondië begraven. Boven de gemetselde graven vond men nog veel geraamtes, de overblijfselen van Spaanse soldaten die gelegerd waren in het Spanjaardenkasteel.
Op deze recente foto van Jos Tavernier ziet u links de huidige toegang tot de gewezen Sint-Baafsabdij. Deze poort kwam vroeger uit op een afgesloten terrein op de hoek van de Gandastraat en de Voorhoutkaai waar een deel van de zuilen en poortomlijstingen uit de collectie van het Museum voor stenen voorwerpen stond. In 1974 werd daar een beperkte opgraving uitgevoerd die de resten van de hoofdingang van de verdwenen abdijkerk,  de middelste funderingen van de westbouw en een gedeelte van zijn rode bevloering blootlegde. De resten van die kerk waren lange tijd nagenoeg onzichtbaar gebleven. Zij waren overbouwd door het koelhuis van het voormalige slachthuis dat in 1857 werd in gebruik genomen (zie deel 5). Na de afbraak in 1991 van het slachthuis en zijn annexen werd beslist via beplanting de abdijkerk letterlijk opnieuw gestalte gegeven. Daarvoor diende de Gandastraat te worden verplaatst en heraangelegd in de as van het gerestaureerde ingangsgebouw van het slachthuis. Na het wegnemen van de muur aan de Gandastraat en de voorwerpen uit het Stenen Museum daar in 2008 heeft men tussen de Sint-Baafsabdij, Gandastraat, Adelwinstraat, Slachthuisstraat en de Voorhoutkaai  een nieuw park aangelegd met daarin de evocatie van de verdwenen abdijkerk van de Sint-Baafsabdij in haagbeuk en haagbeukzuilen, de zg. “Groene Kerkâ€. Dit park werd in 2014 officieel Coyendanspark gedoopt. Deze naam verwijst naar het eeuwen oude feest van de Koeiendans dat in de Machariuswijk werd gevierd. Het Sint-Baafsdorp was in de 15de-eeuw een kleine agglomeratie ten oosten van de gelijknamige abdij die toen ongeveer 1.500 mensen telde. De belangrijkste levensbron van de wijk waren koeien, die graasden op de “Heernesseâ€, een uitgestrekt meersgebied langs de Benedenschelde vanaf de huidige Achtervisserij in het westen tot de grens van Sint-Amandsberg met Destelbergen in het oosten. Een herder dreef de koeien elke morgen uit het Sint-Baafsdorp naar de Heernesse en bracht ze ’s avonds weer terug. Die herder werd “Heirnismeester†genoemd. Deze naam werd door de Koninklijke Dekenij Heirnis ook gebruikt om buurtbewoners te vereremerken die zich hadden verdienstelijk gemaakt voor de wijk. Zo kreeg ik in 1989 de titel van “Heirnismeester†voor o.a. mijn bijdrage aan de herdenking van 100 jaar Heirnis in 1988.
Elk jaar werd op 7 juli op de Heernis het feest van de Koeiendans gevierd. Deze oude feesttraditie ging verloren maar werd 20 jaar terug weer opgerakeld met de Coyendans. Sindsdien wordt er elk jaar begin september een volksfeest gehouden in de wijk Macharius. Dit jaar vindt dit feest plaats op 20 en 21 september. Voor het programma zie: http://www.gent.be/eCache/WMA/41/599.cmVjPTE3MTQ1MA.html en nadere details op http://www.burenvandeabdij.be/
Deze Suggkaart, verstuurd in 1902, had ik beter behandeld bij het vorige deel over met Museum voor Stenen Voorwerpen, waarvoor mijn excuses. Zij toont namelijk hoofdzakelijk architectonische overblijfselen en decoratieve motieven afkomstig van afgebroken Gentse gebouwen die werden opgesteld langs de westelijke afsluitmuur van de voornoemde kloostertuin, aan de achterkant dus van de huizen aan de Voorhoutkaai. Rechts zien we het zeer geschonden geveltympanon van een Lodewijk XV huis met een Jacht van de godin Diana (18de eeuw). Links daarvan staat een reliëf met een voorstelling van de Maagd van Gent in haar tuin met een leeuw tussen twee weesjongens in hun 17de-eeuws pak. Hun lederen jas, kolder of kulder, gaf aanleiding tot de volksnaam kulder waarover ik het reeds eerder had (zie deel 62). Het is afkomstig van het oud Jongensweeshuis aan de Reep. Onderaan staat een Latijnse inscriptie die naar verluidt tegelijk een chronogram vormt: pIetatIs ganDae sChoLa paVperVM. Volgens Alfons Van Werveke geven de grote hoofdletters als Romeise cijfers opgeteld (M=1000, D=500, C=100, L=50, V=5, V=5, I=1, I=1) dan 1662, jaar waarin het gebouw werd opgericht.
Links naast dit beeldhouwwerk stond volgens A. Van Werveke in 1912 een pomp uit de Renaissance-tijd (17de eeuw), afkomstig uit de Baudelooabdij en die het oudste stuk van dat soort in Gent was en verder nog een halfverheven beeldwerk met de maagd van Gent die het jaartal 1713 droeg. Ik betwijfel of dit de stenen voorwerpen zijn links op deze Suggkaart.
Zoals te zien op deze recente foto van Jos Tavernier wordt het timpaan “jacht van de godin Dianaâ€Â en het reliëf van de Maagd van Gent uit het jongensweeshuis nu elk door een afdakje beschut tegen de regen. Waar de voorwerpen links daarvan op de Suggkaart nu staan weet ik niet.
Uiterst links zien we nu wel nog een stukje van de grote vaas die samen met een tweede exemplaar het fronton op het Pakhuis bekroonde en in 1897 werd afgebroken om plaats te maken voor het postgebouw op de Korenmarkt. Eén vaas werd in 1969 opgesteld voor de ingang van de gewezen Sint-Pietersabdij. Deze sierstukken van 2,75 meter hoog dagttekenen van 1722.
Deze Suggkaart werd verstuurd in 1902 en toont ons één van de meest fotogenieke gevels van de ruïnes. Het betreft de binnenmuur van de kapittelzaal gelegen ten oosten van de kruisgang. De kapittelzaal werd gebouwd in de 13de eeuw en wordt ook crypte van de H. Maagd geheten. In deze zaal vergaderden de kloosterlingen om de belangrijkste zaken te bespreken. De monniken namen plaats op de stenen banken die men rondom de zaal nog bemerkt. Oorspronkelijk was deze zaal door zuilen verdeeld in 3 beuken overkluisd door kruisribgewelven die echter werden verwoest in het begin van de 19de eeuw. Boven de kapittelzaal was oorspronkelijk de slaapzaal van de monniken doch deze werd in 1157 gedeeltelijk afgebroken en vervangen door een kapel, gewijd aan de H. Drievuldigheid. Oorspronkelijk had de kapittelzaal een geglazuurde, mooi versierde tegelvloer. Toen de vloer in 1834 werd weggenomen, kwamen hier en in de naastliggende sacristie een aantal graven te voorschijn waarvan men er enkele kan zien op de recente foto van Jos Tavernier hier onder.
Deze graven zijn als het ware gemetselde doodskisten. Merkwaardig is dat ze alle met het voeteinde naar het oosten gericht zijn, klaar voor de wederopstanding. De graven dateren wellicht nog uit de 9de eeuw en in elk geval van vóór de oprichting van de kapittelzaal toen ze met een vloer werden bedekt en daardoor in de vergetelheid geraakten.
Deze Suggkaart werd verstuurd in 1906. Ze toont ons de ruïnes gezien vanuit de Oostenrijkersstraat, aan de oostkant van de abdij. Door de begroeiing is niet te zien dat deze buitenmuur van de Sacristie in de 15de en 16de eeuw veel vervormingen onderging. Daarnevens komt de voornoemde Kapittelzaal vooruit. Achter het Louis XVI-hek staat de buitenmuur van de 2 kleine zalen van de Trapzaal ten zuiden van de Kapittelzaal.
Zoals men kan zien op de recente foto van Jos Tavernier werden de ruïnes ontdaan van hun zeldzame muurvegetatie. Deze overdreven schoonmaakwoede kan nefast zijn voor deze kwetsbare ecotoop.
Op deze Suggkaart zien we het trapje dat leidt naar de gewezen keuken met daarachter een poort naar de in het vorig deel besproken romaanse eetzaal. Deze keuken, waarvan nog enkel de muren langs het zuiden en het oosten en het onderste gedeelte van die ten noorden en ten westen recht staan, dateerde uit de 12de eeuw. Op de plaats van de deur naar de refter stond oorspronkelijk een reusachtige schouw . Conservator A. Van Werveke schrijt daarover in de Gids van den Bezoeker van 1912: “men heeft ongelijk gehad er een deur door te kappen en de opening met een omlijsting uit den renaissance-tijd te omkleeden.†Destijds was er ook een benedenhuis onder de keuken. De deur vooraan met Tudorboog dagtekent van 1495.
Als men deze recente foto van Jos Tavernier vergelijkt met de Suggkaart kan men opmerken dat het beeld boven de deur naar de refter en de versierde stenen naast het trapje op de voorgrond zijn verdwenen. Ik heb daar verder geen informatie over. U wel?
© 2014 GENTBLOGT VZW
Het “verdwenen” beeldje (laatste foto’s) lijkt wel op dat van St-Laurentius (met rooster als foltertuig), boven het barokpoortje op het Veerleplein dat toegang gaf tot het verdwenen Wenemaersgodshuis.
Ook “verdwenen” en eigenlijk onlangs teruggegeven is het schitterend praalgraf dat in de refter stond (een stukje is te zien op een Sugg-kaart in de vorige aflevering). Dat praalgraf is terug naar Roeselare, waar het in de 19e eeuw bij het grof vuil werd gezet en door Gentenaars wel naar waarde geschat. Een beetje onze “Elgin Marbles” :-)
Frans, u heeft gelijk. Het is dat beeldje. Zie:
http://www.gentblogt.be/2009/01/08/veerle-2
Blijft de vraag van Jean-Marie: wat is het verband tussen het Wenemaersgodshuis en Sint-Laurentius?
Het verband is volgens mij Deinze. Zie:http://gent-door-de-jaren.be/index.php?module=Nieuws&func=display&sid=45
altijd meer dan interessant om te lezen bekijken
Het praalgraf waarover Frans het heeft is dit van Jan van Kleef (+1504)en Johanna de Lichtervelde (+1526). Dit monument stond oorspronkelijk in het koor van de Sint-Michielskerk te Roeselare opgesteld. Het was zijn laatste wilsbeschikking dat hij in deze kerk samen met zijn vrouw zou begraven worden. Toen de kerk echter in 1851 werd verbouwd schonk de pastoor het grafmonument aan baron Thiennes, een afstammeling van graaf van Kleef.
Het praalgraf op zich werd beschouwd als iets dat los stond van de laatste wilsbeschikking. Baron de Thiennes installeerde het monument in zijn kasteel in Rumbeke. Graaf Diederik de Limburg Stirum, die met de dochter van de baron trouwde, schonk het graf op zijn beurt aan de stad Gent die het opstelde in de refter van de Sint-Baafsabdij. In 1964 en 1977 vroeg Roeselare om het graf terug te krijgen doch dit was juridisch niet mogelijk. Je kunt immers een schenking niet overdragen. In 1998 ondernam Roeselare een nieuwe poging: men vroeg het praalgraf in bruikleen te krijgen. Gent wilde de laatste wilsbeschikking van graaf Jan van Kleef respecteren en zette het licht op groen. Het praalgraf blijft dus eigendom van de stad Gent en het stadsbestuur kan het dus indien nodig terugvragen. Het staat sedert 1999 terug in de Sint-Michielskerk in Roeselare. Zie:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Sint-Michielskerk_%28Roeselare%29