Een vertelselke over O.-L.-Vrouw met den inktpot
Herinnert u zich nog de legende over een wederganger zonder hoofd die ’s nachts brood kwam halen bij de bakkers uit de buurt van Sint-Jacobs en omstreken? En deze van de sluwe en gemene Geeraard de Duivel? Gisteren nam ik nog eens mijn verhalenboek ter hand en vond er een andere mooie Gentse stadslegende.
Misschien komt u er zelden, misschien passeert u er dagelijks, maar wist u dat er in de gevel van het Groot Vleeshuis, in een nis boven de ingang (kant Kleine Vismarkt), een beeldje staat van Onze-Lieve-Vrouw met het kindeke Jezus op de arm? En wist u dat ze in haar vrije hand een inktpot vasthoudt?
Over de reden waarom Maria met een inktpot werd afgebeeld, zijn de meningen verdeeld, maar het leverde in elk geval stof voor verhalen op. Aangezien het nu toch te koud en te donker is om lang buiten te lopen en er op televisie is weinig interessants te beleven valt, zou ik zeggen, schenk jezelf iets lekkers in en maak het je gemakkelijk. Tijd voor nog een verhaal.
Ook deze geschiedenis speelt zich eeuwen en eeuwen geleden af, toen Lodewijk II van Nevers nog graaf van Vlaanderen was, en toen lakenkoopman Jacob Van Artevelde nog niet versteend op de Vrijdagmarkt stond (en naargelang de versie verwees naar Engeland, pintjes bestelde of gewoon voelde of het regende) maar in levende lijve politieke en economische onderhandelingen met de koning van Engeland voerde. In volle middeleeuwen dus.
Wanneer en waar het precies gebeurde, is door het stof der eeuwen geleidelijk aan vervaagd. We weten alleen dat het reeds donker was want de nachtwakers deden reeds hun ronde. Aan een donker portiek struikelden ze bijna over een vormeloze massa. Toen ze bijlichtten met hun flambouw bleek het een dode man te zijn. Vermoord. Neergestoken. Consternatie bij de nachtwakers. Aan de fijne stoffen en rijke versierselen van de kleding van de dode, zagen ze dat het om een belangrijk persoon ging. Deze moordzaak moest snel opgelost geraken of ze kwamen zelf in de problemen.
Hoe hij het zo slecht kon timen, zullen we nooit weten, maar net op dat moment passeerde Juul, een gezel van de vleeshouwersnering, door de straat. Hij had daarstraks een varken gekeeld en was op weg naar huis. De nachtwakers spraken hem natuurlijk aan en ontdekten dat hij een groot mes bij zich had. Voor hen was de zaak simpel: een dode met messteken, een voorbijganger met een mes, dus: de voorbijganger is de dader. Juul werd onmiddellijk gearresteerd en overgebracht naar het Gravensteen, waar hij ondervraagd werd. Het mes werd onderzocht en bleek bloedsporen te vertonen. Juul bleef volhouden dat hij een varken had gekeeld en dat hij blijkbaar zijn mes niet goed gereinigd had en dat het bloed op het mes dus varkensbloed was, maar zijn ondervragers geloofden er geen snars van (CSI Gent stond nog in de babyschoentjes en van dat goochelen met hun scheikundedozen was nog helemaal geen sprake).
De volgende dag reeds werd Juul voor de vierschaar gebracht en ook de rechters hechtten geen geloof aan zijn verklaringen. Hij werd ter dood veroordeeld en het vonnis moest ’s anderendaags voltrokken worden. Juul werd weer in de kerker opgesloten en kreeg het bezoek van een biechtvader. Om zijn ziel te redden kreeg Juul de raad om alleen maar de volledige waarheid te vertellen. En Juul vertelde nogmaals zijn verhaal en bleef volhouden dat hij onschuldig was. De biechtvader kreeg medelijden met de jongen maar kon hem niet helpen. Bij het afscheid kon hij hem alleen troosten door hem te verzekeren dat hij voor hem ging bidden en dat Juul zelf ook veel tot Onze-Lieve-Vrouw moest bidden. Wat Juul deed. Hij bad en bad en bad en bad, alle gebeden die hij kende en alle mogelijke nieuwe gebeden die hem in zijn uiterste nood te binnen schoten, tot hij van uitputting op de kille kerkervloer in een diepe slaap viel. Maar in zijn slaap verscheen hem plots het stralende beeld van Maria met het kindeke Jezus op de arm en in haar vrije hand een inktpot. Klein Jezuske had een ganzenveer en een stukje perkament vast. Hij doopte de veer in de inktpot en schreef iets op het perkament, dat hij oprolde en aan de sprakeloze Juul gaf, met de mededeling dat die dit ’s ochtends aan de bewaker een onderhoud met de baljuw moest vragen.
Juul ontwaakte in het besef dat hij gedroomd had. Een wondermooie droom, dat wel, maar toch een droom. Hij besefte dat zijn laatste uren geslagen hadden. Groot was dan ook zijn ontsteltenis toen hij naast zich een opgerold stukje perkament ontwaarde. Was het dan toch geen droom geweest? Instinctief rolde hij het perkament open en zag de schitterende gouden letters. En al kon hij niet lezen, hij begreep dat hij een hemelse boodschap in zijn handen had. Bang wachtte hij het verloop van de gebeurtenissen af, inmiddels dankgebeden prevelend voor Onze-Lieve-Vrouw en haar goddelijke zoon voor dit mirakel. Toen de bewakers hem kwamen ophalen voor de executie vroeg hij om een onderhoud met de baljuw. Wonder boven wonder werd dit hem toegestaan en Juul kon hem de goddelijke boodschap overhandigen. De baljuw las het bericht, schrok en beval de wachters om Juul onmiddellijk vrij te laten.
Wat de boodschap precies inhield, heeft, behalve de baljuw, nooit iemand geweten. In zijn grote vreugde en dankbaarheid om het nieuwe leven dat hem te beurt viel, liet Juul een beeld maken van Onze-Lieve-Vrouw en de inktpot, dat hij in de buurt van het Gravensteen liet plaatsen. Vele, vele jaren later zorgde de gilde van de vleeshouwers ervoor dat het beeldje werd overgeplaatst naar het nieuwe Groot Vleeshuis, waar het zich nu nog steeds bevindt, in een nis boven de ingang.
Tot zover mijn verhalenboek.
Maar een legende zou geen legende zijn als er niet meerdere versies van bestonden. En ja hoor, een surftochtje op ’t net leert dat er inderdaad andere versies bestaan.
Zo wordt het verhaal verteld van een jonge vleeshouwer die ook lid was van een rederijkerskamer. Die rederijkerskamer schreef een dichtwedstrijd uit. De vleeshouwer had een prachtig gedicht geschreven maar, o ramp!, de avond voor hij het moest indienen, vond hij het vers nergens meer terug. In zijn wanhoop richtte hij zich tot Onze-Lieve-Vrouw en bad lang tot haar. Toen hij ’s ochtends wakker werd, vond hij naast zich een perkament met daarop zijn gedicht, geschreven in gouden letters. Uit dankbaarheid liet hij het beeld van Maria met een inktpot in haar hand beeldhouwen.
Een variant hierop is het verhaal van Huibrecht, die zo graag de dichtwedstrijd van de rederijkerskamer wou winnen maar helaas helemaal niet kon dichten. Zijn zus riep de hulp in van Maria, waarna Huibrecht inspiratie kreeg, een pracht van een gedicht schreef en de wedstrijd won. Hierna liet zijn zus een beeld van Maria met een inktpot vervaardigen.
(Uit:
Volksverhalen uit Oost- en West-Vlaanderen, samengesteld door drs. Renaat van der Linden en prof. dr. Lieven Camps (redactie: dr. Tjaard W. R. de Haan). Utrecht/Antwerpen, Spectrum, 1979, pp. 186-187. zie ook)
© 2007 GENTBLOGT VZW
man tof zo’n verhalen zeg….
mijn maten vinden dat die gevel van het vleeshuis op een gezicht gelijkt, de nis van het mariabeeld is de neus.
en dan twee ogen
en een mond is die poort
Mooi verhaal Veerle. De genoemde Juul zou uit Aardenburg afkomstig zijn, een oud vestingstadje net over de grens bij Sluis. De R.K. Kerk daar bevat een beeld en vele attributen met de inktpot. Deze kerk met Maria met de inktpot, trekt elk jaar nog vele honderden bedevaartgangers zowel uit Nederland als uit Belgie.(Het was een jaarlijks terugkerend foto-onderwerp.) Dus je ziet dat Gent en Zeeuws Vlaanderen nog veel gemeen hebben dankzij oude tijden.
ge zijt nie alleen. ik zie al jaren in alle huizen en daarbuiten zowat alle voorwerpen een gezicht… check http://facesinplaces.blogspot.com/ is echt leuk !
Sluis is ook de enige Nederlandse stad met een Belfort. Sluis Vlaams!
Om van te genieten deze verhalen. Hartelijk dank.
juist, en nog meer van da
Zeer mooi verhaal, zeer mooie vleeshuis, mooie gevel.
Ik zou JMDW niet zijn of ik ervaar hier weer iets verkeerds: waarom staat daar voor diene gevel zo’n lelijk halfgeroeste wit-rode slagboom? Konden ze dat niet horizontaal houden zoals bij de brug aan het oud gerechtshof/Ajuinlei.
Getekend: de waakhond voor het stedenschoon. :)
Vooral bij ‘t verlaten van ‘t Dreupelkot kan een mens daar serieus last van hebben.
Wie nog dergelijke verhalen zoekt kan ik het volgende boek aanbevelen:
“Gentianen, een resem oude Gentse sagen” uitgegeven door de dienst toerisme in 1955. Er zit een exemplaar in het magazijn van de stadsbibliotheek. Best reserveren want het is vaak uitgeleend.
Sluis telt ook een keure aan lekkere mosselrestaurants.
Ook ik stem Sluis Vl..Belgisch!
Maar wat had kleine Jezus nu geschreven?
Hoe wonderlijk toch dat die kinderen vroeger zo vlug en zo jong zinnige dingen konden schrijven.
Nu zouden we daar een Onze Lieve Vrouw, met kind en met een laptop op diene gevel geflanst hebben, en ‘s avond met kleurprojecties uit een straffe beemer!
mooi,mooi………
nog van dat.
Ik stel voor dat Veerle ons af en toe trackteert met een “vertelselke” Ã la “Gentianen”.
Bedankt voor de tip. Ik ga trachten om het eens te bemachtigen en dan trakteer ik jullie af en toe op nog een vertelselke.
Wie weet wat een deugniet het was en wat hij daar allemaal op dat perkament neergekrabbeld heeft, maar het spijt me, maar ik ben het nooit te weten gekomen want iemand is dat stukske perkament toch wel kwijtgeraakt zeker.