Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (77) Kloosterkerken
Naast vele parochiekerken (zie o.a.deel 7) zitten in de serie 1 postkaarten van Albert Sugg ook enkele kerken die oorspronkelijk deel uit maakten van kloosters. Deze week behandelt Arthur De Decker dus enkele Gentse paterskerken en toont Jos Tavernier als naar gewoonte hoe deze er nu uit zien.
Deze Suggkaart werd verstuurd in 1902 en toont ons de Protestantse Tempel met indrukwekkend telefoonstaketsel op het dak. Deze stellingen die op talrijke monumenten werden gebouwd gaven tijdens La Belle Epoque via duizenden draden de telefoon- en telegraafverbindingen door. Dit was de pionierstijd van de telefoon. In gans België waren er in 1900 slechts 15.000 abonnees, in 1910 39.000. Lang niet iedereen kan het hoge abonnementsgeld van 35 fr. betalen. Voor die prijs mag de telefoongebruiker per dag twee gesprekseenheden van 5 minuten langs de hoorn inspreken. Wie geen aansluiting heeft, kan gebruik maken van één der 87 openbare telefoonkantoren in het land. Als het gesprek te lang duurt en de telefoniste vermoedt dat andere mensen in de rij staan, kan ze de verbinding verbreken. De vele stekkers waarmee ze gesprekspartners met elkaar verbindt, geven haar een grote macht. Het beroep spreekt dan ook sterk tot de verbeelding zodat ze de mythe wordt van de Belle Epoque.
Deze bidplaats aan de Brabantdam is sinds 1816 in gebruik als protestantse tempel. Oorspronkelijk maakte de kapel op deze plaats deel uit van het godshuis van de volders en was toegewijd aan Sint-Christoffel, dat op het einde van de 16de eeuw werd ingericht als kapucijnenklooster. Dit klooster bevatte een lakenweverij die de habijtstof produceerde voor alle Zuidnederlandse ordebroeders. De eenbeukige kerk in bak- en zandsteenstijl dateert uit 1632 zoals Sugg terecht vermeld. Zij is gebouwd in een stijl die overgaat van laatgotiek naar renaissance. De spitsboog vensters verwijzen naar de gotiek. Renaissancistisch is de uitwerking van de voor- en achtergevel, met een in- en uitzwenkende top in de vorm van een klok, afgelijnd door voluten. Het klooster werd tijdens het Frans Bewind als nationaal goed verkocht en ingericht als militaire magazijnen. Het klooster werd grotendeels gesloopt bij het trekken van de Abeelstraat en Sint-Kristoffelstraat in de jaren 1840. Op de plaats van het voormalige kapucijnenklooster werd in 1867 een stadsschool opgericht
De huidige Protestantse gemeenschap kreeg haar kerkgebouw aan de Brabantdam tijdens het bewind van Koning Willem I in 1815. De Noord-Nederlandse predikant Albert Goedkoop was reeds in 1803 geroepen tot voorganger van de ‘Vlaamse Olijfberg’. Dit betrof de Protestantse gemeenten te Maria-Horebeke en Gent. In deze beginfase was Albert Goedkoop bijzonder actief. In 1815 verkreeg hij de voormalige kloosterkerk van de Kapucijnen aan de Brabantdam te Gent. In 1817 werd het gebouw officieel in gebruik genomen voor de Protestantse eredienst. Tot vandaag werden onafgebroken (met uitzondering van enkele maanden in 1832 toen het gebouw werd geconfisceerd om een leprahospitaal in onder te brengen) op zondagmorgen erediensten gehouden. Bij de onafhankelijkheid van België en onder impuls van de liberale grondwet die vrijheid van godsdienst voorschreef, erkende koning Leopold I (zelf van Protestantse huize) de Protestantse Kerk naast de Rooms-katholieke Kerk.
In 1844 trad de predikant Koster-Henke aan. In het eerste jaar van zijn ambtstermijn werd in het gebouw aan de Brabantdam een lagere school opgericht. Het Protestants schooltje ging van start met 20 leerlingen en mocht zich in het tweede jaar van haar bestaan verheugen in 75 kinderen. De derde markante fase in de geschiedenis van de Protestantse gemeenschap aan de Brabantdam treedt in vanaf 1876. Tijdens de jaren zeventig van de 19de eeuw wendden een aantal vooraanstaande liberalen zich tot het Protestantisme. Prominente figuren in Gent zoals Paul Fredericq, Gustaaf en Albert Callier, François Laurent en anderen huldigden de gedachte dat alleen in een maatschappelijk liberaal klimaat de mens tot een ‘voortreffelijke’ zedelijkheid, uitgedrukt in het christelijk geloof, kan komen. In deze periode blijkt duidelijk de nauwe banden tussen het Gentse Protestantisme en Orangisme.
De eerste wereldoorlog herschudt de kaarten. Mede door toedoen van de meest spraakmakende predikant uit de geschiedenis van het Vlaams Protestantisme, dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1870-1955), raakt de Gentse Protestantse gemeente in nauwe schoenen. Predikant Domela richt zich resoluut tot Duitsland en verwelkomt van op de kansel de Duitse bezetter als bevrijder van Vlaanderen. Dit is helemaal niet naar de zin van de liberalen die door Domela steevast ‘de oude gemeente’ worden genoemd. Naar het einde van de eerste wereldoorlog is de situatie onhoudbaar geworden. De predikant engageert zich verregaand in de Vlaamse strijd door oprichting van ‘Jong Vlaanderen’ en de kaart van het activisme te trekken. In november 1918 vluchtte hij naar Nederland en in 1919 veroordeelde het Belgisch gerecht dominee Domela Nieuwenhuis bij verstek ter dood wegens collaboratie. De gemeente moest helemaal opnieuw worden opgebouwd.
Als in 1928 dominee Edouard Pichal aantreedt als predikant van de Brabantdamkerk wordt een nieuwe fase ingeluid. Opnieuw kent de Protestantse gemeente een flinke groei. Loyaliteit aan de Belgische Staat en het onderstrepen van de christelijke vrijheid behoedden de Protestantse Kerk tijdens WO II door de politieke stroomversnellingen te worden meegesleurd. Dominee Pichal bewaart de rechte koers en wordt in 1949 inspecteur van het Protestants godsdienstonderwijs en in 1954 voorzitter van de Synode van Protestantse Kerken in België.
Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we de protestantse kerk die sedert 1943 beschermd werd als monument.
Deze Suggkaart, verstuurd in 1905 toont ons de kloosterkerk van de Paters Karmelieten, ook kloosterkerk van de ongeschoeide karmelieten genoemd.
De historische oorsprong van deze orde ligt in een ver verleden op de berg Karmel in Noord-Israël. Vandaar de benaming “karmelieten†of “caermersâ€
De eigenlijke stichting van de Paters Ongeschoeide Karmelieten te Gent begint met de aankoop in 1651 van een deel van het voormalige Prinsenhof van Keizer Karel, de zogenaamde “Leeuwenmeers”. Deze naam komt van de leeuwen die Keizer Karel van zijn veldslag bij Tunis (1535) meebracht en hier onderbracht. De laatste afstammelingen, Burgondia en Flandria, leefden tot halfweg de 17e eeuw. In het leegstaande en verbouwde “Leeuwenhok” namen de paters tijdelijk hun intrek in 1653. Ze bleven er 15 jaar wonen.
De kerk is toegewijd aan de Heilige Jozef en aan de heilige Leopold III van Oostenrijk. Deze kerk is voor zover bekend de enige die is toegewijd aan deze markgraaf van Oostenrijk (1073-1136),. die in 1485 heilig werd verklaard en in 1663 aangesteld tot patroon van de Oostenrijkse erflanden. Dat deze onbekende heilige werd gekozen heeft alles te maken met aartshertog Leopold van Oostenrijk, gouverneur van de Nederlanden (1647-1655) en weldoener van de Gentse Karmel.
De kerk is gebouwd in een stijl die een overgang betekent tussen barok en classicisme. Architect van de kerk was de karmeliet Leonardus van Langenhove. Ze werd in 1668 voorlopig ingewijd toen ze nog maar gedeeltelijk was afgewerkt. Ze was klaar in 1712 en de definitieve inwijding volgde in 1714. Het is een basilicale kerk met tien Toscaanse zuilen waarvan de middenbeuk doorloopt naar het priesterkoor. Het hoogaltaar is beschilderd in allerlei marmerkleuren en gedeeltelijk verguld. De portaaldeur (zie foto) is 19e-eeuws en afkomstig uit de jezuïetenkerk van Doornik. Boven het hoogaltaar hangt het schilderij “Bescherming van Sint-Jozef†van Victor Janssens (1658-1736). In de kerk zijn verder schilderijen te zien van onder meer Gaspard de Crayer (1582-1669) en Nicolaas De Liemaeckere (1575-1645) en er staan ook twee beelden in Franse steen (1872) van Jean Baptiste Van Biesbroeck (1825-1876)!
In het laatste kwart van de zeventiende eeuw werden op deze locatie aan de Burgstraat ook de eerste kloostergebouwen opgetrokken in een deel van de tuin van het Prinsenhof. De grond was hen geschonken door bisschop Triest.
De kerk en de kloostergebouwen werden in 1797 door Franse revolutionairen bezet. De kerk werd in 1801 opnieuw opengesteld voor de eredienst. De kloostergebouwen werden verhuurd en konden hun oorspronkelijke functie pas vanaf 1845-1848 opnieuw opnemen. De kloosterkerk werd in 1894 een eerste maal gerestaureerd door L. Gildemijn en is sinds 1961 een beschermd monument. Een tweede restauratie gebeurde tussen 1974 en 1979 onder leiding van het architectenbureau Bressers.
Op deze recente foto van Jos Tavernier kan je zien dat het plein voor de kerk nu vooral een parking is. Deze is afgesloten door een bareel. In de gewezen kapel links voor de kerk staat de betaalautomaat en is ook de ingang naar het klooster.
Vanaf 1968 werd op de site van het klooster “Het Rustpunt” opgestart (Burgstraat 46). Het is een karmelitaans centrum voor spiritualiteit, verstilling en verdieping. Daarvoor werd het interieur van het klooster aangepast en op de bovenverdieping omgebouwd naar een ontwerp van architect Van Den Bogaerde. Met de huidige capaciteit van 18 moderne eenpersoonskamers en 10 moderne s met douche, toilet, bureau, verwarming, airco en internetaansluiting is het Rustpunt een aantrekkelijke historische plek van stilte te midden van de stad. De Prinsenzaal, gelegen naast de tuin van het klooster, is een ruimte (capaciteit 120 personen) met parkeergelegenheid, die je kan huren voor grote of kleine gelegenheden. Bezoek de website: www.rustpunt.net.
Onder het kerkkoor bevindt zich een gewelfde crypte met grafnissen van de broeders. De toegang tot deze crypte bevindt zich in de tuin. Zie: https://www.gentblogt.be/2006/12/06/luguber
De uitgeverij-boekhandel Carmelitana is eveneens op de kloostersite te vinden (Burgstraat 92). Zie: https://www.gentblogt.be/2010/12/30/verkoop-van-religieuze-boeken-getroffen-door-crisis
De winkelruimte (Catacombe) van de boekhandel Carmelitana was van 1978 tot 2002 in de voornoemde crypte ondergebracht. Bij de werkzaamheden in 1978 werden er de stoffelijke resten van begraven kloosterlingen en weldoeners aangetroffen.
De Gentenaars noemen de karmelieten van de Burgstraat vaak discalsen naar het Latijnse woord discalceatus (ongeschoeid). De monniken van het Caermerklooster in Gent waren geschoeide karmelieten (zie deel 49). In Spanje liepen ze in de 16de eeuw helemaal blootsvoets, want schoenen dragen was daar dan ‘chic’. Hier steken de paters hun voeten in open sandalen al lopen zij nu vaak ook gewoon met schoenen. Zij dragen als karmelieten ook nu nog een wijd kloosterkleed of habijt.
Meer over de karmelieten, zie: https://www.karmel-gent.be/
Op deze postkaart zien we een stukje van de Oude Houtlei waarover we het reeds eerder hadden in deze reeks over de Suggkaarten tijdens La Belle Epoque (zie deel 10). Deze straat heeft een religieus verleden. In de huidige Artevelde Hogeschool zaten oorspronkelijk de alexianen, later de broeders van de Christelijks Scholen. Naast deze school ligt Sint-Lucas. Daar resideerden eerst de zusters van de abdij van Oosteeklo en nadien de jezuïeten (zie deel 74). Aan de andere kant van de straat lag het Aubertusbegijnhof, het huidige hotel Poortacker. Doch heden beperken we ons tot het vroegere klooster van de franciscanen, Oude Houtlei 112.
Oorspronkelijk was dit de plaats waar het klooster van de clarissen-urbanisten zich bevond. Dezen kwamen na godsdiensttroebelen uit Geraardsbergen overgewaaid. De kloostergemeenschap van de zusters clarissen-urbanisten, opgericht in 1600 te Geraardsbergen, vluchtte in 1645 wegens de godsdiensttroebelen naar Gent. Zij kochten op de Oude Houtlei een huis van de paters discalsen en de aangrenzende gronden tussen de Maagdestraat en de Holstraat, het z.g. “Slagvelt”, in 1653. De eerstesteenlegging van het klooster vond plaats in 1687. Er kwam een eenbeukige kapel met naar het oosten. georiënteerd koor in 1738 gewijd aan de H. Ursula. Het klooster werd in 1783 door keizer Jozef afgeschaft, in 1790 hersteld door de Staten van Vlaanderen en in 1796 opnieuw opgeheven door de Fransen. De kloostergebouwen werden in 1797 verkocht doch voor rekening van de religieuzen door een burger aangekocht. In 1840 werd het door de laatste twee zusters clarissen-urbanisten verkocht aan de minderbroeders (Franciscanen) of recolletten uit Tielt. Deze kregen in 1843 toelating om de kapel van het klooster uit te breiden tot aan de straatzijde van de Oude Houtlei. Ontwerper van de voorgevel was Camille Colpaert jr. die eerst het middendeel verwezenlijkte. In 1857 kwamen daar, eveneens door Colpaert, nog twee zijdelen voor de inmiddels met twee zijbeuken vergrootte kapel bij.
De plattegrond van de kapel is driebeukig met naar het westen georiënteerd koor en voorgevel aan de straatkant. Ten zuiden van de kerk is er het portiershuis en een lange overwelfde gang die leidt naar de sacristie en de kloostergang met vierkante binnentuin, gesitueerd ten Z.W. achter de kloosterkerk. Ten zuiden van de kloostergebouwen strekt zich een ruime kloostertuin uit. De oude dienstgebouwen en stallingen in de N.W.hoek, uitziend op de Brandstraat werden ca. 1900 vervangen door de neogotische gebouwen van de St.-Antoniuskring.
De kerk heeft een neobarokke voorgevel en beschilderde halsgevel geritmeerd door Toscaanse pilasters. ; Middentravé heeft horizontale banden, rondboogdeur met booglijst bekroond met rondboognis met beeld van de H. Ursula aan wie de kerk is toegewijd. Geveltop met omlijst halfrond venster waarin metalen waaiervormige roedenverdeling is te zien met zware voluten. De beelden van H. Maria met Kind, twee geknielde engelen en twee franciscanen, die vroeger op de gevel prijkten (zie Suggkaart), zijn sinds 1970 verdwenen.
In 2004 werd het gebouwencomplex voor relatief weinig geld gekocht door het CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk) Artevelde die er verschillende afdelingen in centraliseerde. Het werd in 2011 feestelijk geopend: https://www.dewereldmorgen.be/foto/2011/11/21/caw-opent-nieuw-onthaalpunt-in-hartje-gent
In het klooster zijn nu gehuisvest: Begeleid Wonen Volwassenen, Bijstandsteam (ambulante en mobiele hulpverlening), Service- en Ontmoetingscentrum (SOC, inloopcentrum) en Transithuis (hulp aan personen met een onzeker verblijfsstatuut). Zie: https://www.cawsgenteeklo.be/index.php/caw-onthaal
In de kerk zit nu Parnassus, een cultuur- en ontmoetingsruimte. Zie: https://www.parnassus.be/ndl/ , https://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=BLDDI_20111217_004 en https://crkc.be/parnassus-sociaal-tewerkstellingsproject-vzw-ateljee
© 2014 GENTBLOGT VZW