Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (49) Patershol
In deel 49 komen de postkaarten uit de serie 1 van Albert Sugg aan bod die gebouwen tonen aan de rand van de beruchte Gentse Patersholbuurt tijdens La Belle Epoque. Deze serie 1 bevat geen zichten van de smalle steegjes met gammele huisjes in deze toen slecht aangeschreven buurt. Arthur De Decker vertelt wat er te zien is op deze kaarten en fotograaf Jos Tavernier toont de actuele toestand. De vorige delen zijn consulteerbaar in het archief van Gentblogt.
Deze Suggkaart, verstuurd in 1904, toont ons de Lange Steenstraat met focus op de karmelietenkloosterkerk op de hoek van de Vrouwebroersstraat.
De Geschoeide Karmelieten waren een contemplatieve monnikenorde in het Nabije Oosten (op de berg Carmel, Palestina, vandaar hun naam). Door het oprukken van de islam kwamen zij zich in Europa vestigen, o.a. in Gent waar zij in 1272 hun intrek namen in de refuge van de abdij van Cambron in de Lange Steenstraat. (Prijsvraag van de week: wat is het verband tussen het Gentse Patershol en de Chinese panda’s?)
In de daaropvolgende eeuwen werkten zij gestaag verder aan de uitbouw van hun kerk en klooster. Uiteindelijk werd het een vrij heterogeen gebouwencomplex bestaande uit de kerk, twee kloosterpanden, een sacristie, een gastenverblijf, een infirmerie en een brouwerij.
Tijdens de beeldenstormen, in de tweede helft van de 16de eeuw, werd het klooster geplunderd en later heringericht voor de protestantse eredienst. Na deze periode volgde een lang en moeilijk herstel.
Tussen 1658 en 1661 werd de infirmerie en de brouwerij gebouwd. Het merkwaardige aan de infirmerie zijn de gesculpteerde eikenhouten saterkoppen die  de kroonlijst steunen en waarvan geen enkele dezelfde uitdrukking heeft. De brouwerij werd bovenop de nabijgelegen Plotersgracht gebouwd zodat de watervoorziening verzekerd was. Heden kan men nog een overwelfde gang betreden waaruit de omwonenden water konden putten voor eigen gebruik. De naam van de wijk Patershol verwijst naar dit gebruik.
De tweebeukige kerk heeft een zeer sobere bakstenen constructie. In 1518 verving men de Doornikse zuilen door de huidige pijlers, de zuidbeuk werd verbreed en verhoogd, zodat de bovenlichten verdwenen. Bij de zuidelijke uitbouw voegde men zijkapellen toe. In 1773 volgde de oprichting van het spreekhuis aan de Lange Steenstraat met daarin de sacristie van de kerk.
Nadat het klooster na de Franse Revolutie (1796) werd afgeschaft kwam het in privébezit. Rond 1850 werden de galerijen van het tweede pandhof dichtgemaakt en ingericht als kleine woningen om het nijpend gebrek aan huisvesting in die periode te helpen lenigen. In de 19de eeuw verdween de andere hoektoren van de kerk.
In 1943 werd de kerk beschermd als monument, in 1980 volgde het spreekhuis en de infirmerie alsook de bescherming van gans de kloostersite als stadsgezicht.
Het oud Caermersklooster werd opgesplitst in twee eigendommen. Het grootste deel, met kerk , eerste pandhof, lange gang en infirmerie kwam in handen van het provinciebestuur, het twede pandhof met het spreekhuis in handen van het Gentse stadsbestuur. In 1991 startte de lang verwachtte restauratie van de kerk en aanpalende gebouwen in de Lange Steenstraat.
Na een grondige restauratie onder leiding van het architectenbureau Adrien Bressers werd de kerk van de Geschoeide Karmelieten in 1998 als tentoonstellingsruimte van de Provincie Oost-Vlaanderen opengesteld. Zoals te zien op de bovenstaande actuele foto van Jos Tavernier gebeurt dit onder de naam Caermersklooster. Voor nadere informatie zie: caermersklooster.be.
Het Patershol is een merkwaardige buurt, eigenlijk nog het enige echte middeleeuwse stadsdeel van Gent, in de schaduw van het Gravensteen, op een boogscheut van de Korenmarkt. De bebouwing ontsnapte aan de sloopwoede van de 19de eeuw en deze van de jaren 1950-1960. Goedgerichte acties van buurtbewoners hebben het tij doen keren en zowel de overheid als het privé-initiatief wakker geschud voor de herwaardering van het Patershol..
Sommige lezers zullen zich herinneren dat het paterhol ooit het toneel was van legendarische rellen bij de politionele ontruiming van het tweede pandhof. Dit gebeurde op 20 augustus 1980. De zogenaamde “Pandinistenâ€, een collectief van kunstenaars, academiestudenten en alternatieve bewoners die in de voormalige paterscellen van dit pandhof woonden, werden immers “manu militari†uit hun “onbewoonbaar†verklaarde woonsten gesleept en letterlijk op straat gezet. 2 jaar later werd de wijk erkend als  herwaarderingsgebied en beschermd stadsgezicht en 11 jaar later oordeelde de Raad van State dat de onbewoonbaarverklaring op onwettelijke wijze was gebeurd en de uitdrijving dus illegaal was. Soms zet oeverloos verdriet om nooit rechtgezet onrecht aan tot zachte revolte en bracht Lieven Tavernier in 1995 dit aangrijpend lied uit over één van de verdreven bewoners, Julia Roels:
Dit is voor jou Julia Roels,
een heel eenvoudig afscheidslied,
al weet ik ook wel dat je dood bent,
al weet ik wel je hoort mij niet,
en evenmin heb je gehoord,
de politie aan de poort,
de burgemeester zei:’het moest’
vond jij dat ook?
Het schijnt je woonde daar niet veilig,
het schijnt het was er ongezond,
men heeft dat nooit aan jou gevraagd,
de andere weten het zo goed,
en jij die altijd had gedacht,
dat je voorgoed een woning had,
maar blijkbaar dacht je dat verkeerd,
wist jij dat niet?Dit is voor jou Julia Roels,
een heel eenvoudig afscheidslied,
al weet ik ook wel dat je dood bent,
al weet ik wel je kent me niet,
slaap jij maar rustig in je graf,
dat neemt men blijkbaar nog niet af,
onder de grond ben je soms veiliger,
wist jij dat ook?
Jonge gezinnen kwamen sedertdien de wijk opnieuw bevolken en bliezen de Patersholfeesten met succes nieuw leven in. De makelaars hebben het unieke karakter vn deze buurt begrepen, knapten de kleine huizen op tot leuke maar dure woningen. Veel restaurants hebben zich in deze buurt gevestigd, zodat er zelfs een restaurantstop werd uitgevaardigd want overdaad schaadt. Het is nu de culinaire wijk bij uitstek waar u alles op uw bord kunt krijgen, van een garnaal tot een muskusrat. In het Patershol is er een zeer actieve sociale dekenij werkzaam.
De kerk werd door de stad Gent in 1881 aangekocht en in 1884 werd het als Archeologisch of Oudheidkundig Museum ingehuldigd. De Suggkaart toont ons hoe dit was ingericht. Deze collectie werd in 1925  overgebracht naar de Bijloke (zie deel 17). In  1927 werd er het Museum voor Folklore in ondergebracht.
De eerste conservator daarvan werd E.H. Gabriel Celis (1880-1959, priester), in 1931 opgevolgd door Julien Boes (1899-1968, stadsarchivaris) die in 1965 werd opgevolgd door Lode Hoste (1918-1994).  In deze ruimte werd o.a. een boerenkeuken ingericht, een beeld van het godsdienstig leven, een stand van het Sint-Jorisgilde, de schatten van de Fonteynisten en het Spelleke van de Muide.
Aan de zoldering hingen vaandels en uithangborden, in de zijbeuken werden oude klederdracht, reuzen en muziekinstrumenten tentoongesteld. In de boerenherberg kon men een pint Gents bier drinken met een harde mastelle. Jaarlijks tijdens de Gentse Feesten werden er gelegenheids tentoonstellingen georganiseerd, o.a. in 1928 over het Gents volkstoneel, in 1929 over de begijnhoven, in 1949 over Pijp en Tabak.
In 1959 werd dat museum voor het publiek gesloten en werd, zoals we straks zullen zien, de collectie overgebracht naar het nieuwe Museum voor Folklore op de Kraanlei, dat echter ingevolge technische moeilijkheden pas in september 1962 officieel werd geopend. Later werd de kerk ook nog als opslagplaats voor decors van de opera en andere spullen gebruikt.
Dit is een recente foto door Arthur De Decker genomen van de  tentoonstellingsruimte van het Provinciaal Cultuurcentrum Caermersklooster (PCC). In 1981 werd namelijk met de provincie de kerk geruild voor het tweede pandhof. Na de restauratie werd de kerk gebruikt als tentoonstellingsruimte voor het PCC. Als eigenaar heeft de stad Gent het tweede pandhof naar een ontwerp van Jan De Block gerestaureerd en ingericht als sociale woonkern met respect voor het historisch verleden in combinatie met de hedendaagse comfortnormen.
Van 21 maart tot 6 april 2014 vindt hier de tentoonstelling plaats van de Merelbeekse schilder Martijn Uvijn.
Sugg toont ons hier een van de  meest gefotografeerde hoekjes van Gent. We zien de Zuivelbrug met achteraan twee  fraaie gevels, waarvan één op de hoek van de Kraanlei  en de Rodekoningstraat, de belangrijkste toegangsstraat tot de Patersholbuurt. Let ook op de Belle Epoquekledij van de pasanten en rechts het  reclamepaneel voor Singer, “la machine à coudre sans rivalesâ€.
Het voornoemde hoekhuis heette oorspronkelijk Den Vlieghenden Hert en werd in 1892 kantien De Hel zoals te lezen op het raam op de Suggkaart. De naam de Hel werd toegekend omdat er in de gelagzaal toen een reeks olieverfschilderijen hingen met  de voorstelling van een plezante hel. Op de gevel staat een groot bord met volgende boodschap: “GOED VLAAMSCH BIER AAN 5 CENTIMEN DE PINTâ€.
De Suggkaart vermeldt ten onrechte dat het huis ooit zou toebehoort hebben aan Jan Palfijn. Deze beroemde verloskundige (1650-1730)  heeft hier echter nooit gewoond. Blijkbaar is er begin 19de eeuw verwarring ontstaan met een andere 16de-eeuwse trapgevel op de Oudburg, waarvan de velden versierd waren met bas-reliëfs die heelkundige ingrepen voorstelden, woning die geruime tijd ten onrechte als woning van de beroemde Palfijn werd aanzien doch in werkelijkheid van meesterchirurgijn Hellebus was.
Het Vliegend Hert, dat ook wel eens De Fluitspeler wordt genoemd, wordt beschouwd als het hoogtepunt van de barokke huizenbouw in Gent. Volgens een cartouche in de gevel zou het gebouwd zijn in 1669. Zoals overtuigend bewezen door Luc Devriese in het artikel “Het Vliegend Hert, De Werken Van Barmhartigheid en Tobias d’Oosterlinck†in De Heraut, januari 2003, blz 5-11, berust dit echter op de foute lezing van een sierlijk gekrulde 17de-eeuwse cijfer “1†dat bij een latere restauratie werd geïnterpreteerd als een “9â€.
De gevel  dateert dus uit 1661, jaar waarin de oude gevel werd afgebroken en ietwat meer achterwaarts opnieuw werd opgetrokken in opdracht van de Gentse zilversmid en kunstverzamelaar Jacques Van Hoorebeke (1635-1686) naar plannen van bouwmeester Tobias d’Oosterlinck, de eigenaar van het buurhuis “De Werken van Barmhartigheid†en toenmalig topman in het Gentse bouwambacht.
Het feit dat beide gevels gelijktijdig werden opgetrokken en werden ontworpen door dezelfde bouwmeester verklaart dan ook waarom deze twee topgevels zo goed op elkaar lijken.
Over de gevelornamentiek en –symboliek van beide gevels werd reeds heelwat geschreven. Ik vestig hier de aandacht op het artikel van de reeds vernoemde Luc Devriese “Kiezen tussen deugd en ondeugd aan de Kraanleiâ€, in De Heraut , april 2003, blz 3-9 waarin naar mijn oordeel de meest aanvaardbare verklaring wordt gegeven. Daaruit blijkt o.a. dat Het Vliegend Hert reeds in 1637 die naam droeg, nog voor het huis aangekocht werd door de familie van Hoorebeke. Dit betekent dat het centrale bas-reliëf met voorstelling van een hert als huisteken fungeerde en verder niet per se iets te maken had de barokke symboliek van de andere gevelbeelden.
De gevel bevat inderdaad verder nog overtalrijke gevelbeelden in terra cotta die iets betekenden: een fluitspeler, 5 zintuigen, 3 deugden, 2 leeuwenkoppen, 1 masker, 1 ramskop, 1 mannenhoofd met overvolle mond en een ander met een enorme tong, met daarbij nog de nodige barokke engelkopjes, bloemen, vruchten en loofwerk. De hamvraag is dan: vertelt de gevel een samenhangend verhaal. Luc Devriese is er in geslaagd dit ensemble overtuigend te verklaren als een compleet 17de-eeuws levensprogramma in barokke stijl.
Met uitzondering van het huiskenteken, het gevleugelde hert, verhalen de afbeeldingen hoe men via de zintuigen voor de keuze gesteld wordt tussen deugd en ondeugd. Het is de zogenaamde “Keuze van Herculesâ€, een verhaal van de Griekse sofist Prodikos van Keos. Kern van de sofistenleer is dat de mens vrij is zijn eigen lot te bepalen. De auteur besluit met “Met wat overdrijving kan men stellen dat dit de aardse en filosofisch geïnspireerde tegenhanger is van het hemelse en theologische Lam Gods in Sint-Baafs.†De meeste geveltoeristen zullen daar echter niet zo lang bij stilstaan.
Een zeer populair verhaal omtrent het huis links ernaast, “De Werken van Barmhartigheidâ€, dat op de postkaart slechts gedeeltelijk is te zien, heeft te maken met het aantal van die “werkenâ€. Slechts zes zijn voorgesteld, terwijl er in de katholieke traditie sprake is van zeven. Ter verklaring van dit ontbrekend zevende werk vertellen dan bijna alle Gentenaars en andere gelegenheidsgidsen de foute stelling dat het huis destijds een herberg was.
Het zo gezegd ontbrekende werk “De vreemdelingen herbergen†zou binnenin uitgeoefend zijn geweest. Een andere versie van hetzelfde mooie verhaaltje geeft de voorkeur aan “De dorstigen lavenâ€. Geen van beide varianten strookt echter met de werkelijkheid. Zowel “De vreemdelingen herbergen†als “De dorstigen laven†zijn wel degelijk ingewerkt in één van de bas-reliëfs, het eerste aan de zuidzijde en het tweede boven de deur.
Verwarring alom dus, maar helemaal onnodig indien men weet dat de zes goede werken uit de evangelietekst van Mattheus, hoofdstuk 26, op de gevel weergegeven worden, en niet de zeven werken uit de cathechismus. In deze laatste werd immers in latere tijden  het christelijk gebruik “De doden begraven†aan de bijbelse zes toegevoegd. En precies dat zevende werk ontbreekt op de Kraanleigevel.
De uitleg van sommige serieuze auteurs, die in navolging van De Potter verklaarden dat de huiseigenaar niet wilde “die zoo akelige afbeelding als deze van eene doodskist dagelijks onder de ogen te komenâ€, kunnen natuurlijk ook gelijk hebben. Want reeds vanaf de 13de eeuw werd het zevende werk officieel aangenomen om tevens zo te komen tot het volmaakte getal zeven. In tijden van epidemiën zoals pest was het immers toch beter de doden te begraven dan ze door honden te laten verslinden om de besmetting kwijt te geraken.
Het  huis Het Vliegend Hert  werd gerestaureerd door Amand Janssens in 1917-18 en in 1931. Alle terra cotta’s werden toen vervangen door kopiëen. Alle originelen zouden zich in het Museum voor Stenen Voorwerpen moeten bevinden (zie deel 46) doch volgens de Gids voor de bezoeker van 1986 worden alleen de beelden van de drie deugden als bewaarde originelen vermeld.
De brug over de Leie die de Zuivelbrugstraat met de Meerseniersstraat verbindt , werd van in de 13de eeuw tot 1476 Boudinsbrug geheten en werd nadien Suvelbrug of Zuivelbrug genoemd omdat ze leidt naar de Vrijdagmarkt waar eieren, boter en kaas werden verkocht.
Deze brug was oorspronkelijk in hout en werd tussen 1363 en 1426 hermaakt in steen. In 1754 werd het een draaibrug die vernieuwd werd in 1803, 1809, 1813, 1847 en in 1874. Ze werd ontelbare keren hersteld doch sinds 1968 niet meer gedraaid. In 1986-1987 werd ze volledig vernieuwd en terug draaibaar gemaakt. Tijdens de werken werd er een steigernoodbrug aangelegd voor voetgangers en fietsers van het Groot Kanon naar het Museum van Volkskunde op de Kraanlei.
De nieuwe brug werd op 1 juli 1987  ‘s avonds naar de plaats van bestemming geloodst, dwars door het stadscentrum. Doordat het draaimechanisme was hersteld kon de Gentse Barge tijdens de Gentse Feesten aanleggen aan de Kraanlei.
In 2013 werd de Zuivelbrug door de nv Waterwegen en Zeekanaal voorzien van een nieuwe houten plankenvloer en een vers laagje verf. Hiervoor diende de brug ongeveer 2 maanden te worden afgesloten voor alle verkeer en werd tijdens de werken een 40 meter lange, 2,5 m brede en 38 ton zware noodbrug aangelegd voor de zwakke weggebruikers, zoals in 1987. Kostprijs: 50.000 euro.
Ook de handelaars aan de Recolettenbrug, die toen eveneens enkele maanden werd afgesloten wegens onderhoudswerken, eisten dergelijke noodbrug doch vingen bot daar er voor voetgangers en fietsers een alternatief bestond via de Raafstraat (naast Inno) en het dienstbrugje naar de Ajuinlei.
De huizen op de achtergrond op de recente foto van Jos Tavernier, links “De Werken van Barmhartigheidâ€, rechts “Het Vliegend Hertâ€, werden samen met andere huizen op de Kraanlei, op 3 september 1981 beschermd als monument. In het linkse huis  zit nu het beroemde snoepwinkeltje van mevrouw Temmerman, voordien een kapperszaak. In het hoekhuis zit nu een degustatiesalon.
Rechts van de brug zien we de uitbreiding van de Souplounge die dateert van 2008.
Deze Suggkaart toont ons de Sint-Catharinakapel van het gelijknamige hospitaal, beter gekend als het Kinderen Alijnshospitaal aan de Kraanlei. Het middeleeuwse Kinderen Alijnshospitaal werd opgericht in 1363 bij de verzoening van een jaren lange vete tussen 2 Gentse Patriciërsfamilies,  de Rijms en de Alijns. Een dubbele moord gepleegd op de gebroeders  Hendrik en Zeger Alijn door de gebroeders Rijm in de Sint-Janskerk (de huidige Sint-Baafskathedraal) in 1354, was hiervan de rechtstreekse aanleiding.
De Rijms werden veroordeeld tot het betalen van een jaarlijkse rente waarvan de opbrengst zou worden gebruikt voor het onderhoud van een godshuis of Hospitium. Dit werd gebouwd op grond van de familie Alijn, die hun woning aan de Kraanlei hiervoor afstond. Het godshuis was in de eerste plaats een oord waar arme mensen welkom waren en waar in het dagelijks onderhoud werd voorzien.
In een eerste bouwfase werden de kapel en een achttal huisjes opgetrokken. Begin 16de eeuw raakte het geheel in verval en bij een restauratie in 1513 uitgebreid met 16 nieuwe woningen door het echtpaar Van Pottelberghe-Van Steelandt. De huidige kapel werd opgetrokken in de periode 1543-1547. In 1880 vernielde een brand het dak en het hoektorentje en werd de kapel van een platter dak voorzien. Pas bij de restauratie in de jaren 1950 werden kloktorentje en oorspronkelijke dakvorm gereconstrueerd.
In 1797 nam de Stedelijke Commissie der Burgerlijke Godshuizen het beheer over van het Godshuis, dat vanaf toen aangeduid werd met de benaming “Hospice n° 20â€. De verdieping boven de kapel werd ingericht om er jongeren op te leiden in het beeldhouwen, schilderen, tekenen en in de bouwkunde. Het werd in 1883  verkocht aan de particulier Gustaaf Van Loo-Pieckaert. Die liet daarna de huisjes, die oorspronkelijk bestemd waren voor oudere vrouwen, vanaf dan ook door gewone gezinnen bewonen.
De oorspronkelijk 16de-eeuwse hospitaalkapel stond er tijdens La Belle Epoque zwaar verkommerd bij en werd door een schrijnwerker als werkhuis uitgebaat. Let op de spelende kinderen en de was aan de droogdraad.
Voor de wereldtentoonstelling van 1913 reconstrueerde Valentin Vaerwyck (1882-1959) de noordelijke huisjes en de kapel in stuck in de afdeling “Oud Vlaanderenâ€. Zie het boek “Oud Vlaenderen opnieuw bezocht†van Rudy Claerman dat voor 10 euro te koop is  in de Stadswinkel onder het Belfort.
In oktober 1940 werd het verwaarloosde complex aangekocht door de Stad en in 1943 beschermd als monument. In 1953 nam de stad de beslissing om van dit Godshuis een Museum van Volkskunde te maken. Nadat in 1959 de laatste bejaarde bewoners waren vertrokken, werd met de restauratie begonnen naar de plannen van Valentin Vaerwyck. Daarbij werd de kapel praktisch volledig herbouwd in nieuwe baksteen en kreeg het een altaar gerecupereerd uit de parochiekerk van Sint-Denijs-Boekel.
Toen verhuisde ook de bibliotheek van de Oostvlaamse Volkskundigen naar de zaal boven de kapel. In 1962 ging het nieuw museum, beter bekend als ’t Museetse, definitief open. Het bevatte o.a. volgende afdelingen: Optica met zichten van Gent, Curiosa met miniaturen, Spel en ontspanning met kinderspelen, Winkel van de Kruidenierster, Werkhuis van de Kuiper, De Schoenlapper, Poppentheater en Voordrachtzaal, Gentse Poppen, Herberg In St-Hubert, De Klompenmaker, De Hoedenmaker, De Modiste, De Pijpen, De Drukkerij, Tuinbeelden, Kapel, De Bakkerij, De Maatschappijen, De Brood- en Banketwinkel, De Barbier, De Badkamer, Een Salon, De Verlichting, De Gebuurtedekenijen, De Apotheker, De Alchemist, De Thuiswever, De Drogist, De Houtdraaier, De Kaasgieter en De Tinnenpotgieter.
Sedert begin 2000 heet het voluit: “Huis van Alijn, museum van de dingen die voorbijgaanâ€. Deze facelift werd toen als volgt gemotiveerd:
De inhoudelijke shift van reconstructie naar deconstructie die de volkskunde de laatste decennia heeft ondergaan, alsmede de loutere vaststelling dat onze samenleving steeds meer evolueert naar een multiculturele entiteit bestaande uit een kluwen van etnische entiteiten, doet ons besluiten dat een exclusieve gerichtheid op de eigen autochtone cultuur volstrekt zinloos is. Het “eigene†en het “andere†kunnen vandaag niet langer los van mekaar worden gezien…Het “andere†zal door middel van een gericht tentoonstellingsbeleid en in samenwerking met externe partners op een consequente manier gestalte worden gegeven.â€
Het Huis van Alijn heeft aldus zijn klemtoon verbreed en opgefrist en ook het nabije verleden komt nu aan bod, bijvoorbeeld in boeiende, herkenbare en grappige opstellingen over de jaren 1970 en 1980 in ons land.
In De Gentenaar van 12/6/2013 kon men lezen: “Het succesrijke Museum Huis van Alijn is nu gehuisvest in een geheel verouderd en onaangepast gebouw waar stenen uit de muren vallen. Dringende instandhoudingswerken zijn bezig. De kosten voor een grondige renovatie lopen op tot bijna 12 miljoen euro. Maar er is nog geen plan én geen budget.â€
Zou deze lamentabele situatie niet mee aan de basis kunnen liggen van het vertrek van de directrice Sylvie Dhaene?
In afwachting van de verdere aftakeling kunt u natuurlijk nog altijd verder terecht in dit met reden gelauwerde huis. Ziehuisvanalijn.be of via Huis van Alijn op Google.
© 2014 GENTBLOGT VZW
Terug een inspirerende bijdrage in deze uiterst boeiende reeks. Merci! Zelfs met een streepje muziek van Lieven Tavernier. Nogal gebeten door zijn muziek, vind ik het verhaal van ‘Julia Roels’ een van zijn mooiste. Nog een weetje over de Zuivelbrug; het stukje groene reling net naast de brug vertoont nog de inkepingen veroorzaakt door de touwen van de vroegere trekschuiten. En tot slot de kwisvraag: de abdij van Cambron, of wat er nog van rest, is vandaag de thuisbasis van Pairi Daiza en de Chinese panda’s.
Erwin Schoors heeft als eerste de kwisvraag juist beantwoord en krijgt als prijs een gratis digitaal abonnement op de Gentblogt serie “Albert Sugg en La Belle Epoque in Gent”. Proficiat!
Ik vernam dat recent zelfs de Chinese president is komen kijken naar die oorsprong van het Patershol.
De lezers die dachten dat er een verband was tussen de Panda’s en het Pandinistisch front zaten dus ook niet ver van de historische waarheid.