Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (64) Meerhem en Blaisantvest
Als een Gentenaar zegt “Hij weunt op ’t Seeleskest†wil dat zeggen “Hij woont op de parochie van het Heilig Kerst of Sint Salvatorâ€. Heden is dit de wijk Tolhuis, Sluizeken, Ham, inclusief Meerhem. In de serie 1 van postkaartenhandelaar Albert Sugg zitten  enkele kaarten met zichten van kanalen in La Belle Epoque door die parochie die in de voorbije decennia onherkenbaar veranderd is. Arthur De Decker vertelt en fotograaf Jos Tavernier toont ons de huidige situatie.
Op deze in 1901 verstuurde Suggkaart zien we een stukje  Meerhemkanaal, ook wel Schipgracht of Burggravenstroom genoemd. De gebruikte naam varieert erg doorheen de tijd, met soms verwarring tot gevolg. Dit kanaal vertrok oorspronkelijk bij Sint-Jacobs naar de Krommewal (Ottogracht), ging via Sluizeken naar Tolhuis en Blaisantvest en verliet de stad tussen Meulestede en Wondelgem. Vanuit Gent kon men zo in noordelijke richting varen naar de moeren en via de Sassevaart naar Zeeuws-Vlaanderen. Een parallel straatje heet nu nog altijd Lange Schipgracht. Met kleine schuitjes werd zo turf naar de stad gevoerd, toendertijd de belangrijkste brandstof voor de kleine man. Dit kanaal behield zijn bevaarbaarheid tot in de 17de eeuw, maar het statuut van bevaarbare waterloop bleef officieel behouden tot in de 20ste eeuw. Het Meerhemkanaal langs de Tichelrei, die in het Frans Quai des Tuileries heette, werd dikwijls als een apart deel van deze waterloop beschouwd. Deze naam werd reeds in 1354 gebruikt en doet vermoeden dat daar ooit pannen- of tegelfabrieken stonden. “Rei†betekent hier waterloop of stadsgracht. Het Meerhemkanaal was in de 19de eeuw gedegradeerd tot een open riool en werd na de cholera-epidemie van 1866 (met 919 doden in het Meerhemkwartier) in diverse campagnes gedempt (1870-1902, 1902-1906, 1948, 1963).
Reeds in 1902 vroegen enkele buurtbewoners om het kanaaltje aan de Tichelrei te dempen, maar dit werd door het stadsbestuur toen geweigerd omdat het de grote textielgiganten (o.a. Société Linière Gantoise) zou schaden, gezien het rioleringsnet van hun bedrijf uitmondde in dit dichtgeslibte kanaal. Vlak na de Tweede Wereldoorlog ondernam het stadsbestuur nogmaals een poging tot demping van het kanaal en dit botste toen niet enkel op verzet van sommige handelaars, maar ook van de Rijksdienst voor Monumentenzorg. Deze dienst wees er in 1947 op dat dit stukje kanaal tot de oudste historische delen van de stad behoorde en dat reeds al te veel waterlopen werden afgeschaft. De Rijksdienst vroeg toen aan het stadsbestuur om haar plannen te herzien:
Naar onze mening zal de beste oplossing ongetwijfeld er een zijn waarbij het water gehandhaafd blijft. Water toch geeft aan een stadsbeeld een zeer bekoorlijk aspect en alleen wanneer beslist elke andere oplossing niet mogelijk is, moet pas tot demping worden besloten.
Dat was de eerste keer dat esthetische en historische overwegingen meespeelden bij het onderzoek naar het afschaffen van waterlopen.Het stadsbestuur meende echter dat er geen andere oplossing mogelijk was en ging in 1948 over tot het dempen van het resterend stukje Meerhemkanaal aan de Tichelrei. De Meerhemwijk moest het dus vanaf 1948 stellen zonder het gelijknamige kanaal. Enkel een straatnaam (Groot Meerhemkaai, zie verder) herinnerde aan deze waterloop.
Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we de huidige Tichelrei. Sedert het dempen van de gracht in 1948 is het hier heelwat minder schilderachtig geworden. In het boek van Marc Boone en Gita Deneckere, “Gent van alle tijdenâ€, 2010, p. 148 lezen we:
De ‘Gentse doem’ van ‘zwarte volksbuureten en enge stegen, water der kanalen dat roerloos-fluweelig is, het gore gelaat van de fabrieken, de rauwe norsheid van de mensen’ inspireerde kunstenaars van het fin de siécle, onder wie Maurice Maeterlinck en Karel Van de Woestijne, Theo Van Rysselberghe en Jules De Bruycker. De stad als stolp, waar de bourgeoisie beter ramen en deuren dichthield om de benauwende rook uit de fabrieksschoorstenen en de misère van de sloppenwijken buiten te houden.
Als voorbeeld verwijs ik hierbij naar enkele werken van Jules De Bruycker (1870-1945) met zichten op de oorspronkelijke Tichelrei:
Jos Tavernier zette eerder een oude foto van de Tichelrei op Gentblogt.
Het begin van de Tichelrei, aan de Lange Steenstraat en Grauwpoort, wordt in twee gesplitst door een gebouwtje waarvan de voorgevel uit 1714 dateert. In die gevel vindt men een steen met de afbeelding van 3 sleutels. Daar zit sedert 2013 het restaurant Staminee De Stokerij.In dit pand was destijds de brouwerij Het Sleutelken gevestigd, dat zijn water in minder vervuilde tijden uit de Schipgracht pompte. Tijdens La Belle Epoque was daar de brouwerij Van Goethem gevestigd. Het was één van de bijna 100 brouwerijen die Gent toen telde.
Iets daar voorbij stond de fotograaf van deze Suggkaart toen hij zijn camera naar het noorden richtte. De brouwerij werd in 1924 overgenomen door Pieter Bruggeman, een invoerder van wijnen en likeuren. Tussen de Rodelijvekensstraat en de Tichelrei bouwde zijn firma een nieuw complex met jeneverstokerij. Deze werd in 1991 opgekocht door het Gentse Stadsbestuur en grotendeels doorverkocht aan de Volkskliniek Bond Moyson die het complex afbrak en er in 1999 82 serviceflats bouwde die via een tunnel onder de Tichelrei aansloten bij de daar in 1985 opgerichtte Volkskliniek Tichelrei nr. 1 dat VZW Domino werd dat vervolgens in 2000 fusioneerde met ziekenhuis Sint-Lucas.
Zoals reeds hoger gesteld noopten hygiënische problemen tot een drastische verandering van de Gentse waterhuishouding, want waterlopen waren een broeihaard van epidemieën zoals cholera, dacht men. Hele wijken die volgestouwd waren met goedkope arbeiderswoningen of beluikhuisjes werden met de grond gelijkgemaakt. De vele waterlopen, grachten en openliggende kanaaltjes die deze wijken doorkruisten werden daarbij dichtgegooid, om bouwrijpe gronden voor nieuwe projecten te verkrijgen.
De Tichelrei is daar een typisch voorbeeld van. Zoals te zien op de recente foto van Jos Tavernier kwam er zo plaats vrij voor links het project Campus Volkskliniek met Rusthuis Het Tempelhof en rechts de Service flats Tichelhof. Uit de Verhandeling van Lynn De Clercq, “Gentse Water-zooi. De geschiedenis van het dempen en overwelven van de waterlopen in Gent, 1866-1914â€, UG, 2003, p. 90-92, blijkt ook dat dit dempen aanleiding gaf tot heel wat juridisch geredetwist over het eigendomsrecht op de gronden die ontstonden door deze dempingen.
In regel werden ze verkocht aan de oevereigenaars aan relatief lage prijzen. In 1896 werden de gronden voortkomend uit de demping van een waterloop gelegen tussen de Tichelrei en de Rodelijvekensstraat (dus rechts op de foto) aan de aanpalende eigenaars verkocht voor 3 frank per vierkante meter. Hierbij werd verondersteld dat de nieuwe eigenaars elk jaar zouden opdraaien voor de kosten voor het onderhoud van de overwelfde riool, waarvan echter in de praktijk niets terecht kwam. Bij de demping van het Meerhemkanaal in 1906 werden de gronden datzelfde jaar nog verkocht aan de oevereigenaars aan een eenheidsprijs van 15 frank per vierkante meter. De stad gebruikte echter ook vaak de grond om bestaande straten te verbreden of om nieuwe straten aan te leggen.
Deze Suggkaart, verstuurd in 1901, toont ons Groot Meerhemkaai dat later werd herdoopt tot Kartuizerlaan. De foto is onder grote publieke belangstelling genomen van op het Halsbrekersbrugje in de richting van de huidige Kartuizerlaan. Vooraan, rechts van Estaminet In D’Abdij, ziet men de open ingang tot het beluik Meerhem, ook wel De Abdij genoemd naar de abdij van Doornzele in de Doornzelestraat. Het café rechts op de foto draagt dezelfde naam. Links een boot met bundels brandhout voor een bakkerij in de Sleepstraat, rechtover de kerk van H. Kerst.
Op de achtergrond zien we vaag een torenspits. Dit is de spits op de achtkantige hoektoren van de in 1861 door August Van Assche (1826-1907)  gebouwde neogotische vleugel bij een suikerraffinaderij in de Sleepstraat . Dit merkwaardig neogotisch complex kwam er in opdracht van Jean Auguste Casier(1862-1892), gehuwd met Louise de Hemptinne (1862-1901). Het staat op de binnenkoer van het huis Sleepstraat 169 waarvan de gevel voorzien is van een gebeeldhouwde fries vervaardigd door François Heckers (1774-1854). De putti op de fries tonen hoe de ruwe rietsuiker uit Indië naar Gent werden aangevoerd en gezuiverd.
Dit gebouw werd in 1912 de stedelijke Hoofdschool voor Juffrouwen, werd later de Jean Herrelschool, zo genoemd naar de in 1983 plots overleden adviseur-diensthoofd bij het Stedelijk Pedagogisch Centrum, en huisvest heden de basisschool De Triangel en IBO ‘t Scheepken. Het aanpalende stedelijk dagverblijf was ooit het atelier van de glazenier Josph Casier-Leirens (1852-1925) die vooral gekend is wegens zijn rol in de Wereldtentoonstelling van 1913. Daar werd in 1975 een kleine neogotische huiskapel ontdekt met waardevolle muurschilderingen uit 1864 uitgevoerd door Leopold Blanchaert (1832-1913) naar tekeningen van Jean Bethune (1821-1894), dat zich momenteel in lamentabele toestand bevindt en dringend zou moeten worden gerenoveerd.
Zoals we hier zien op de recente foto van Jos Tavernier is er nu langs de huidige Kartuizerlaan niks meer te zien van het  zogenaamde “Meerhemvaardekenâ€.  Rechts zien we wel nog het groene toegangshekken naar waar ooit het voornoemde beluik De Abdij stond. Dit beluik werd in 1984 gesloopt om een tweede ingang te vormen voor het gerenoveerde beluik ’t Heilig Hoveke. Tussen 1902 en 1906 werden een groot aantal ongezonde grachten gedempt of overwelfd.
Het grootste gedeelte van het Meerhemkanaal werd dichtgegooid en er werden nieuwe straten aangelegd. De meest ongezonde beluiken werden afgebroken en de grond werd verkocht aan de omwonenden als bouwgrond. De aanleiding van deze grootschalige sanering was een brief uit 1902, afkomstig van 45 inwoners van de wijk Groot Meerhem, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, om de erbarmelijke toestand in de wijk aan te klagen. Zij vroegen het stadsbestuur om “het vuilste en verpestende water welke ooit in onze stad bestaan heeft†te dempen. Dit gebeurde hier uiteindelijk in 1906 met het zand dat men had uitgegraven voor de aanleg van het nieuwe zeevaartdok. Samen hiermee werd het gezondmakingsplan van V. Compijn voor de gehele Meerhemwijk doorgevoerd.
De bestaande Meerhemkaai en Kartuizerlaan, met behouden oude kernen en beluiken op de linkerstraatzijde, kregen een nieuwe aflijning op de gedempte vaart (rechts). Het Berouw, dat van oudsher het Meerhem doorkruiste van de Kartuizerlaan tot de Geuzenberg, bleef haar oorspronkelijke aflijning en oudere bebouwing met beluiken behouden, evenals de Geuzenberg. Daarnaast werden talrijke nieuwe straten aangelegd. Een nieuwe brede hoofdas, de Tolhuislaan, met voornamelijk winkelfunctie, dwarst het gebied in noord-zuidrichting en volgt hierbij enigszins het gebogen tracé van de oude Kartuizerlaan-Meerhem waarmee ze verbonden wordt door talrijke zijstraten met een zuiver sociale woonfunctie.
Ze kregen de namen van beroemde renaissancefiguren. De Jacob van Maerlant-, Justus Lipsius-, Frans Rens- (vroeger Ferdinand Snellaertstraat) en Hugo van der Goesstraat vormen rechte verbindingsstraten met Meerhem. De ingesloten driehoek links, tot de Tolpoort wordt doorkruist door enkele smalle straten: de Jan Baptist Davidstraat en de doorgetrokken Ferdinand Snellaertstraat, de Lambert Queteletstraat en de doorkruiste Erasmusstraat. De meeste gronden werden door de stad verkaveld en voornamelijk bebouwd in 1906.
Verschillende huizenblokken in de Justus Lipsius-, Jacob van Maerlant-, Frans Rens-, Lambert Quetelet-, Erasmus- en Jan Baptist Davidstraat zijn voorbehouden voor sociale arbeiderswoningen. Dit stadsgedeelte groeide dus uit tot een typische arbeiderswijk in de onmiddellijke omgeving van de haven en het industriegebied. Vandaag nog blijft zij deze sociale woonfunctie vervullen, niet enkel voor de lokale arbeidersklasse maar sinds enkele jaren ook voor de talrijke allochtonen.
Deze Suggkaart, verstuurd in 1901,  toont ons de Blaisantvest, in het Frans zeer misleidend vertaald als Boulevard de Plaisance. “Blaisant†of “Blei-sant†was één van de heerlijkheden die tot in 1796 in het noorden van het oude Gent bestonden. Vandaar ook dat sommige bewoners dit “‘t Zand†noemden. De stadsversterking daar kreeg al snel de naam Blaisantvest doch verloor relatief vlug zijn militaire functie. In 1860 verloor het ook zijn fiscaal nut bij de afschaffing van de octrooirechten. Hier liep een oud afleidingskanaal van de Lieve (zie deel 13), gegraven in 1484, ook “Veste ter Voghelenzange achter de Groene Briel†geheten.
In 1860 besloot de gemeenteraad de Blaisantvest en de Begijhofvest te veranderen in lanen. Tussen de Blaisantvest en de Vogelenzangkaai lag de Kemelbrug, een voetgangersbrugje. Dat was een metalen constructie die men tijdens de herbouwing van de Lousbergbrug in 1887 over de Visserij had gelegd als noodbrugje en daarna gedeeltelijk werd gebruikt over de aftakking op de Blaisantvest, recht over het straatje van Berouw. In 1949 werd het brugje vervangen door een moderne constructie in gewapend beton. Dit kanaal werd gedempt in 1962-1964, maar ‘t Kemelbrugje met er onder een vijver bleef daar nog liggen.
Deze brug en vijver verdween pas in 1980 bij de aanleg van collectoren voor de waterafvoer naar het waterzuiveringsinsstation. Het laatste deel van de aftakking van de Lieve, vanaf het Tolplein tot de uitmonding in het Verbindingskanaal (zie deel 23) werd gedempt in 1967. Daardoor verdwenen weer twee bruggen: de oude Tolbrug en de Meerhembrug. Het fabrieksgebouw rechts op de Suggkaart is een gedeelte van de vroegerij weverij NV Florida ( 1873) in de Molenaarstraat dat later zou opgaan in de UCO-groep (zie deel 57). Voor de geschiedenis van ‘t Zand zie: ‘t Zand en Geuzenberg op Gent door de jaren.
Dit grasveld, recent gefotografeerd door Jos Tavernier, was vroeger het kanaal langs de Blaisantvest en ligt nu langs de Opgeëistenlaan, die zo heet ter herinnering aan de duizenden opgeëisten, die tijdens de Eerste Wereldoorlog via het aan de overzijde gelegen Rabotstation op transport werden gesteld naar Duitsland voor verplichte tewerkstelling. Het gewezen fabrieksgegouw Florida rechts werd gerenoveerd en kreeg diverse bestemmingen.
Deze Suggkaart toont ons de Blaisantvest, door sommigen nog altijd hardnekkig  “Plezante vest†genoemd. Toen lag daar nog een spoelboot (zie deel 15). Tijdens het interbellum werd de Blaisantvest daar ook gebruikt als aanlegplaats voor een vijftal woonschuiten met nogal primitieve bovenbouwsels en waarbij de bewoners de oever gebruikten als voortuintjes. Zie daarover eerder op Gentblogt. Daarover schreef M.E. Dumont in “Gent. Een stedenaardrijkskundige studieâ€, 1951, p.295 het volgende:
Wat ook terloops onze aandacht verdient zijn de woonschepen. Het is een eigenaardig verschijnsel der Gentse waterlopen, dat slechts zelden in andere steden voorkomt, al is het elders niet onbekend. Schepen, in de meeste gevallen niet eens meer geschikt om te varen, worden definitief vastgeankerd: zij verliezen volkomen hun primitieve functie en worden helemaal omgebouwd om aan hun nieuw gebruik te beantwoorden. Het gaat zelf zo ver dat deze primitief voor transport bestemde vervoermiddelen, aangewezen op een soort zwervend bestaan, in meerdere gevallen worden omgebouwd voor een bij uitstek sedentair bedrijf: de uitbating van een drankgelegenheid!
Professor Dumont telde toen in totaal 26 woonschepen in gans Gent en situeerde dit fenomeen binnen het woningnoodprobleem na de oorlog. In 1997 waren er in Gent officieel nog 28 woonschepen die nadien een explosieve groei kenden waardoor de kranten in 2005 hun aantal op 320 schatten. In de gemeenteraad van 12 juni 2014 werd een intentieverklaring goedgekeurd tussen Waterwegen & Zeekanaal, het Woonschepencollege en de stad Gent om tot een evenwichtig concessiebeleid te komen inzake het wonen op het water.
Zo ziet heden de gedempte Blaisantvest er uit, gekiekt door Jos Tavernier. In het kader van het Europese programma Water in Historic City Centres maken we nu een omgekeerde beweging mee. Voor de herwaardering van de Gentse binnenwateren werden een aantal deelprojecten voorzien waarvan sommigen ondertussen reeds werden uitgevoerd:
- uitbouwen van Portus Ganda, de passantenhaven
- verlagen van Rodetorenkaai
- restaureren van zwembad Van Eyck
- herwaarderen van Sint-Baafssite
- aanleggen van  voorlopige parking Dampoort,  Veermanplein,  Oude Beestenmarkt, Bisdomplein en Maaseikstraat
- openleggen van Reep, waardoor Schelde en Leie opnieuw op hun oorspronkelijke plaats zullen samenvloeien
- afwerken van kaaien Reep en Bisdomkaai.
Wie weet krijgt binnen enkele jaren een of andere urbanist het in zijn hoofd om de Blaisantvest, terug open te leggen… Dan kunnen de veroordeelde boeven rechtstreeks via een eigen bedding van aan het nieuwe justitiepaleis ofwel naar Nederland ofwel naar de gevangenis aan de Groene Vallei afgevoerd worden.
Op deze wijze zou ook terug een rechtstreekse waterverbinding ontstaan tussen het oude en het nieuwe justitiepaleis. Zeer handig voor de magistraten, griffiers en advocaten die hun parking op het Koophandelsplein opofferden voor een stadsparkje en ter compensatie een comfortabele waterverbinding uit de brand sleepten… Er is daar genoeg parking voorzien.
© 2014 GENTBLOGT VZW
een kleine aanmerking. In Gent is er maar één justitiePALEIS, het andere recente gebouw heet Gerechtsgebouw, een klein subtiel verschil.
bedankt voor het fijn artikel of Meerhem en Blaisantvest!
Zeer interessant en leuk geschreven! bedankt :-)
Wie op zoek is naar een schilderachtig hoekje heeft hier niets meer te zoeken. Een van de grootste contrasten in deze reeks tussen postkaarten en de huidige foto’s. Op zeldzame gebouwen na bieden enkel bomen herkenbare continuïteit. Heel opvallend ook hoe de auto beslag heeft gelegd op de binnenstad.
Vol nostalgie! Ik heb daar veel zien veranderen sinds halfweg de jaren 50 van de vorige eeuw!
Heb de Blaizantvest weten dempen , ook de zwaaikom aan begin of eind Tolhuislaan .Ben daar opgegroeid in deze buurt . Naar school gegaan in de J.V.Maerlandstraat waar nu samenwonen is . Er is inderdaad zeer veel veranderd in dit deel van Gent .