Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (70) Tusschen Bruggen
Deze week komen de postkaarten uit de verzameling van Arthur De Decker aan bod die Albert Sugg in zijn serie 1 uitgaf en die handelen over de omgeving van de oude Haven van Gent die oorspronkelijk “Tusschen Bruggen†heette. Daarmee werd dat deel van de Leie tussen de Sint-Michielsbrug en de Grasbrug bedoeld. De Graslei kreeg haar huidige naam pas tijdens La Belle Epoque en is één van de oudste leien van Gent. Samen met de tegenovergestelde Korenlei vormde zij 8 eeuwen lang de eerste haven van Gent, die beroemd was tot ver over de grenzen. Jos Tavernier fotografeerde de zichten op de postkaarten nu en Arthur voorziet dit alles van de nodige commentaar. De vorige delen vindt u terug in het archief van Gentblogt.
Deze Suggkaart heeft de Graslei als onderwerp en werd verstuurd in 1901. Let op de talrijke daar toen gestalde karren en kuipen. De uitgever geeft boven de drie huizen met trapgevel de volgende informatie:
- “Maison de l’Etappeâ€, in het Nederlands het Koornstapelhuis of Spijker genoemd , uit de XIIde eeuw.
- “Maison des Mesureurs de Grains (1698)â€, het Koren- of Graanmetershuis dus.
- “Maison des Bateliers (1531)”, het Schippershuis, het gildehuis der Vrije Schippers.
De andere huizen links, tussen in, en rechts daarvan waren blijkbaar niet het vermelden waard. Het huis rechts met de witte klokgevel in Louis XV-stijl is het Pijndershuis dat in 1770 werd gebouwd op de plek waar voordien het huis “Het Schaliendak†stond. Dit huis werd kort nadat deze foto werd genomen gesloopt om plaats te maken voor het Postgebouw. Het smalle lage huisje met zonneluifel en trapgevel tussen het Stapelhuis en het Korenmetershuis is het Tolhuisje waar in de 17de en begin 18de eeuw de stedelijke ambtenaren de taksen op het graan inden. Het dateert volgens een cartouche in de geveltop van 1682. Het werd in 1912 hersteld.
De huizen links van het Korenmetershuis, niet zo goed te zien op deze Suggkaart, zijn huizen waarvan de gevel rond 1911 met het oog op de wereldtentoonstelling van 1913, volledig werden wederopgebouwd. Het betreft  van links naar rechts o.a. de huizen “De Beerieâ€, “De Witte Leeuw†en “Het Maegdeken†herbouwd door architect A.R. Janssen. Rechts daarvan het voormalig gildehuis van de metselaars in 1912 gereconstrueerd steunend op oude afbeeldingen uit 1527 van het voormalig gildehuis van de metselaars op de hoek van de Sint-Niklaaskerk en de Cataloniëstraat, opgetrokken op de kelderverdieping van het huis “Den Enghel†op de Graslei. In 1852 werd de gevel van het gildehuis van de metselaars immers gesloopt en vervangen door lijstgevel van het hotel “De Graaf van Egmont†dat nu op zijn beurt werd vervangen door de zeer betwiste modernistische gevel in het zicht van de Sint-Niklaaskerk met er naast een nieuwe reconstructie van het Metselaarshuis versierd met beelden van Walter De Buck. De huidige gevel op de Graslei toont o.a. in de nissen de patroonheiligen van steenhouwers en metselaars of vier gekroonden met attributen: Severinus, Victorinus, Carpophorus en Severianus. Rechts daarvan is op de Suggkaart ook nog het eerste Korenmetershuis te zien. Het was van 1435 tot 1540 het gildehuis van de korenmeters en werd in 1913 wederopgebouwd naar ontwerp van architect A.R. Janssens met een trapgevel. Links naast het Romaanse stapelhuis ziet men een gekanteelde lagere lijstgevel uit 1701 met Tudorboogvormige poort die toegang geeft tot het achterhuisje van het huis “De Wapens van Zeeland†op de Korenmarkt (zie deel 21).
Over de 3 wel door Sugg benoemde gebouwen kan nog het volgende worden toegevoegd:
- Het Romaans stapelhuis met trapgevel uit Doornikse kalksteen was tot 1734 opslagplaats voor het graan dat langs de Leiehaven ingevoerd werd. Het behoorde sinds de 13de eeuw toe aan de Tafel van de Heilige Geest van de Sint-Niklaaskerk die het verhuurde aan graanhandelaars. Het bevatte sedert 16de eeuw kantoren van de stapelheren die toezicht uitoefenden op de toepassing van het Gentse stapelrecht. Van 1750 werd het benut als vergaderplaats van de pijnders of graanlossers. De benedenverdieping verviel in de 19de eeuw tot krotwoningen en is in 1896 uitgebrand maar de voorgevel bleef overeind zoals te zien op de Suggkaart. Het werd in 1903 gerestaureerd naar ontwerp van architect August Van Assche. Het werd in 1976 nog gebruikt door de stadsreinigingsdienst voor het opslaan van containers.
- Het voormalige “Cooremetershuis†of het tweede gildehuis van de korenmeters, herbergde in de 17de en 18de eeuw de lokalen van de nering der korenmeters. Het werd opgetrokken in 1698. Na verwijdering van de 19de eeuwse bepleistering werd het gerestaureerd door architect J. De Waele.
- Het voormalig gildehuis der Vrije Schippers, dat ook “windas†werd genoemd daar het voordien het gildehuis was van de molenaars, werd in 1530 gekocht door de gilde der Vrije Schippers die het in 1531 een nieuwe voorgevel gaven. Deze gevel werd bepleisterd in de 18de eeuw en terug ontpleisterd in 1820. De voorgevel zoals te zien op de Suggkaart werd enkele jaren later in 1904 gerestaureerd door E. Mortier en A. Van Hoecke. De rest van het huis werd in 1907-1911 vernieuwd. Op de bovenverdieping zijn panelen te zien met gesculpteerde wapenschilden van de 3 gebieden waarover Keizer Karel regeerde, van Vlaanderen en van Gent en de wapenspreuk van de Keizer: “Plus Oultreâ€. De hoeken zijn ingenomen door reliëfbeelden die de werkzaamheden van de nering illustreren.
Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we rechts het neogotisch postgebouw waarvoor rond 1900 diverse huizen met bepleisterde gevels op de Graslei moesten sneuvelen.
Het oudste pand op de Graslei, het historische stapelhuis “de Spijker†met Romaanse gevel uit de 12de eeuw, werd in 1990 door het stadsbestuur te koop aangeboden tegen 13 miljoen frank. Daar huist nu Belga Queen, een concept van de Belgisch-Portugese architect Antoine Pinto die er in geslaagd is hedendaagse architectuur te combineren met respect voor de geschiedenis van het gebouw.
In 1990 stond ook “Het huis der metselaarsâ€, Graslei 8, met conventiegevel, te koop (zie deel 48).
Het “Huis der Onvrije Schippersâ€, Korenlei 7, werd in 1994 te koop aangeboden met als instelprijs 9,5 miljoen frank.
In 1997 werd in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap heraanlegwerken uitgevoerd op de Graslei. Daarbij kwamen per toeval drie 300kg zware waterspuwers die dieren uitbeelden (leeuw, arend en stier) aan het licht.
Sedert 1998 is het Tolhuisje, het “smalste cafeetje van Gentâ€, geprangd tussen het Stapelhuis en het Korenmetershuis,  terug open.
In 2011 werd het Huis der Vrije Schippers, Graslei 14, voor 1,8 miljoen euro gekocht door het Havenbedrijf Gent met de bedoeling het op te knappen (2 miljoen euro) en open te stellen voor het publiek. Voor het Havenbedrijf betekent dit een symbolische terugkeer naar de oude, middeleeuwse haven. Er kunnen naar verluidt tentoonstellingen plaats vinden en gasten worden ontvangen.
Sinds de kades aan de Gras- en Korenlei werden verlaagd verandert de plek bij mooi weer in een soort miniversie van de Blaarmeersen. Er wordt gepicknickt en geluierd en de kades worden de grootste lig- en zitbank van Gent. Met als keerzijde veel werk voor Ivago. Ook de aanwezige horeca op de Graslei is niet gelukkig met het feit dat er van alles wordt aangesleept, van flessen wijn tot bakken bier. Er is overlast door honden, drugs en zwerfvuil. Ludieke borden en afvalbakken helpen daar blijkbaar niet tegen.
Op deze Suggkaart zien we dat Tussen Bruggen tijdens La Belle Epoque nog steeds een rol vervulde als goederenhaven. Aan de Korenlei, links op de kaart ligt nog een zeilschip aangemeerd. Vroeger vaarden hier zeeschepen met masten die ver boven de gildenhuizen uittorenden. Het is het enige Leiepand met kaaien op beide oevers. Â Uiterst rechts staan stellingen aan het in 1896 uitgebrande Korenstapelhuis. Dit gebouw werd toen gerestaureerd zodat de bezoekers van de wereldtentoonstelling van 1913 het opnieuw in zijn sobere pracht konden bewonderen.
Op de kaden “Tussen Bruggen†moesten de schepen met ingevoerd graan zich van hun stapelrecht kwijten. Zij moesten namelijk een deel van hun lading lossen, dit daar stapelen in o.a. het Koornstapelhuis (of de Kleine Spijker op de Hooiaard, zie deel 16) en ten slotte dit graan te koop stellen op de Korenmarkt. In 1562 bouwde men er stenen kaden. Men plantte er ook sierlijke lindebomen (die nu verdwenen zijn). En tot in de 18de eeuw hadden er waterspelen plaats.
Deze Gentse haven was iedere dag het levendig toneel van een handeldrijvende stad. Voor een kort overzicht van de geschiedenis van de Gentse haven verwijs ik naar www.watererfgoed.be. Ook tijdens La Belle Epoque, nadat de Gentse haven daar zijn belang had verloren, was de Graslei het centrum van marktbedrijvigheid. Tot voor de Tweede Wereldoorlog werden er nog vroeg- en fruitmarkten gehouden.
Links zien we op de Korenlei het “Huis der Onvrije Schippers†ook â€Het Anker†genoemd. Het heeft een prachtige barokke voorgevel van 1739 naar ontwerp van architect Bernard de Wilde, die in 1719 ook het Pakhuis op de Korenmarkt ontwierp. Het heeft een dubbele klokgevel met driehoekig fronton met daar boven een siervaas en wordt bekroond met een windwijzer in de vorm van een karveel. De vleugelstukken zijn uitgewerkt in de vorm van leeuwen en dolfijnen. Aan beide zijden van de oculus symboliseert een anker het schippersbedrijf. Deze gevel  moest de concurrentie aangaan met de aloude gilde der Vrije Schippers die hun pand hadden op de Graslei. Er waren in 1511 een 400 Onvrije Schippers in Gent. Zoals de vreemde schippers waren zij onderworpen aan het lastbreken of verbodemen: Elke vreemde schipper die goederen door Gent vervoerde was verplicht in de stad van “bodem†te verwisselen, zijn koopwaar over te laden op een vaartuig van een Gentse Vrije Schipper. Deze mocht het dan naar de plaats van bestemming voeren. Aangezien elk schip dat de Leie, de Schelde of de Lieve bevaarde bijna steeds langs Gent moest, betekende dit previlegie dat de Gentse schippers omzeggens de hele Vlaamse binnenscheepvaart domineerden.
Het Romaanse stapelhuis en het Gildehuis der Vrije Schippers werden in 1943 beschermd als monument. In 1952 werden ook het Tolhuisje, het Korenmetershuis, het Metselaarshuis en het Gildehuis der Onvrije Schippers beschermd als monument, jaar waarin de Gras- en Korenlei in hun totaliteit ook werden beschermd als stedelijk landschap
De Gras- en Korenlei met aanpalende panden in de Jan Breydelstraat, Pensmarkt, Hooiaard en Hof van Fiennes werden in 1994 tevens beschermd als stadsgezicht.
In maart 2007 opende het prestigieuze Amerikaans Marriothotel, zijn deuren aan de Korenlei. De ingenomen gevels van De Swaene en De Fortune, zijn juist niet te zien op de bovenstaande recente foto van Jos Tavernier. Het is een viersterrenhotel met 148 kamers en 12 suites. De bouw ervan liep niet van een leien dakje. Beschermde onderdelen werden wederrechtelijk afgebroken. De bouwheer kreeg boetes en moest een en ander herstellen. Aanpalende eigenaars, waaronder het Blauwe Huis in de Drabstraat, liepen schade op.
Wie de bovenstaande teksten aandachtig heeft gelezen zal wel reeds begrepen hebben dat het grootste deel van de Graslei niet echt is. Twee derde is gereconstrueerd met het oog op de Wereldtentoonstelling van 1913. In 2007 verklaarde Geert Van Doorne daar over:
Authentiek zijn alleen maar de gevels tussen de Grasbrug en de Pensmarkt, het hoekhuis van de Hooiaard en de Graslei, Graslei nr. 10 (Korenstapelhuis) en nummer 14 (gildehuis van de Vrije Schippers). Al de rest is reconstructie, zelfs van gevels die nooit op de Graslei gebouwd waren, zoals het nr. 8, dat oorspronkelijk in de Cataloniëstraat stond. Op de Korenlei zijn enkel het hoekhuis met de Drabstraat (nr. 4-5: de Vijf Helmen) en Korenlei nr. 7 (Huis van de Onvrije Schippers) niet gereconstrueerd. De Graslei is door restauraties en reconstructies archaïscher gemaakt met het oog op de Wereldtentoonstelling en het daaruit voortvloeiend toerisme. Aan de Korenlei gebeurde dit pas in de jaren 1949 tot 1955, op initiatief van de Vrienden van Oud Gent. Zij organiseerden tombola’s om het nodige geld in te zamelen.
Op deze Suggkaart zien we het gewezen Predikherenklooster. In het Frans heet de kaai daar ten zuiden van de Graslei Quai des Dominicains, maar in het Nederlands werd het Predikherenlei. Men had ook predikbroeders of Jakobijnen kunnen kiezen. Al deze namen hebben het immers over dezelfde paters: de orde die in 1216 door de heilige Dominicus opgericht werd en kort erop een klooster in Gent stichtte. Dit klooster verrees aan de overkant van de kaai, tussen Onderbergen en de Leie, op de plaats van het vrijgekomen Utenhovehospitaal. Het groeide uit tot een indrukwekkend complex dat het hele blok tussen de Sint-Michielskerk en de Jacobijnenstraat innam. Het staat in Gent bekend als het Pand (een pand is een kloostergang), maar is ook de bijnaam van het gewezen klooster van de geschoeide karmelieten (of lievevrouwebroers) in het Patershol (zie deel 49). Omstreeks 1240 begonnen de paters met de bouw van een kerk, aan de zuidelijke zijde van het complex (waar zich momenteel de negentiende eeuwse huizenrij van de Jacobijnenstraat bevindt). Daar tegen, aan de Leie, geheel in natuursteen, werd een nieuwe vleugel opgetrokken (de huidige Leievleugel). Voor de overdekte kloostergang met de prachtige ramen in stenen maaswerk werd een beroep gedaan op sponsoring van Margareta van York, hertogin van Boergondië. In de muur van Het Pand ziet men nog de plaats van de gedenksteen die aan dit feit herinnerde. Eind 15de eeuw werd aan de westzijde van het binnenhof een bibliotheek toegevoegd. De Beeldenstorm hield in 1566 lelijk huis in ‘t Pand. Getuigen vertelden dat de bestormers van het klooster de boeken in flarden scheurden en in zulke massa’s door de ramen van het klooster in de Leie gooiden, dat men droogvoets de rivier kon oversteken. Dit Pand werd tijdens de Calvinistische republiek, toen de radicale protestanten de macht grepen in Gent (1577-1584), ook het adres van de calvinistische universiteit. In 1584 konden de dominicanen het klooster opnieuw in gebruik nemen.
Ten tijde van de Franse Revolutie werden de dominicanen uit Het Pand gezet en werd het gebouw openbaar verkocht. Een aantal voormalige kloosterlingen wist het echter aan te kopen en betrok het gebouw opnieuw. Omdat de orden door het Franse revolutionaire bewind waren verboden bewoonden zij Het Pand nu niet als kloosterlingen maar als gewone individuen.
De snel kleiner wordende orde en de hoge onderhoudskosten zorgden er echter voor dat de paar overgebleven dominicanen Het Pand moesten van de hand doen. Het werd in 1803 verhuurd aan bouwmeester en houthandelaar Pieter-Domien Velleman. Na toestemming van de paus werd het in 1823 grotendeels verkocht aan zoon Jacques Velleman. De nieuwe eigenaar maakte er een “multifunctioneel complex†van: de refter werd een verkoopzaal voor meubelen onder de naam Bazar Prudhom (later St.Michel) en werd na WOI tot 1953 eerst een parkeergarage, vervolgens een Peugeotgarage en tot 1963 een CIAC-autowerkplaats. De sacristie en kapittelzaal werden opslagplaatsen van wijn, in de tuin bouwde de man loodsen, de kleine cellen verhuurde hij aan sukkelaars, artiesten en studenten voor een paar frank huur per week. Er waren 200 kamers! Saverys en Minne hebben er een atelier gehad. De kerk aan de Jacobijnenstraat (in het Frans ook Rue des Dominicains!) werd in 1860 afgebroken om de straat te verbreden en een nieuwe brug te bouwen. Jacques overleed in 1866. De weduwe noch de 7 kinderen investeerden in onderhoud en dat is te zien aan de Suggkaart. De laatst overblijvende kinderen, Albert en Wilhelmina, verkochten hun aandeel in 1910 aan hun nicht Jeanne Velleman, gehuwd met Albert Mol. In het kader van verfraaiingswerken voor de Wereltentoonstelling van 1913 boog de stedelijke Commissie voor Monumenten zich over de renovatie van de Leievleugel. Albert Mol was het niet eens met het ontwerp dat voorzag in het versmallen van de ramen van het dormitorium. Architect Van Hamme voegde ter compensatie van minder licht in de verhuurde cellen gemetselde dakkapellen toe, zodat zolderkamers konden worden ingericht, en hij herprofileerde de ramen van de Leievleugels. Stad Gent draaide op voor de kosten en drong de familie Mol een overeenkomst “non modificandi†op.
In 1946 werd de vleugel langs de Leie beschermd als monument en in 1956 werden de overige delen beschermd. In 1953 wilde de eigenaar het klooster grotendeels slopen en vervangen door moderne flatgebouwen. Het complex werd in 1955 onbewoonbaar verklaard en mocht  alleen nog gebruikt worden als magazijn, atelier voor kunstenaars, garage, enz.. In 1963 kocht de Gentse universiteit het geheel voor 18 miljoen frank aan met de bedoeling er studenten in onder te brengen. Dit ging echter niet door en dus werd beslist een studentenhuis bij de Sterre te bouwen, het Pand aan de Belgische staat over te dragen en de Regie der Gebouwen (Openbare Werken) het complex te laten restaureren en nadien terug over te dragen aan de universiteit. Dit gebeurde effectief tussen 1971 en 1991. Architect Michel Bourgois (1936-2011), leidde de restauratiewerken in overleg met Prof. Firmin De Smidt. Uiteindelijk zou de restauratie ca. 325 miljoen frank kosten.
Het pand werd een cultuur- en congrescentrum voor universiteit èn stad. In één van de vleugels werden enkele museumcollecties ondergebracht (Het Museum Glasramen en het Museum voor de Geschiedenis der Geneeskunde). In een andere vleugel zit opnieuw de oude bibliotheek van de dominicanen. Het omvat 78 handscriften, 24 incunabelen en ca. 10.0000 boeken uit de 16de, 17de en 18de eeuw.
Op deze Suggkaart zien we rechts de Predikherenlei, een sluiproute tussen de Korenmarkt en de Coupure, en links het oud Dominikanenklooster met achteraan het koor van de Sint-Michielskerk (zie deel 6).
De fotograaf, die op de Predikherenbrug stond, had heel wat bekijks. Achteraan ligt een beurtschip aangemeerd. Het verzekerde de beurtdienst tussen Leuven, Gent, Brugge en Oostende. Het vertrok ter hoogte van de herberg “Klein Audenaerde†gelegen op de hoek van de Jan van Stopenberghestraat. De meeste huizen op de Predikherenlei waren toen relatief jong. Achteraan is er de toen nog draaibare platte Sint-Michielsbrug,  en rechts daarvan de stellingen van de bouwwerf voor het nieuwe postgebouw (zie deel 21).
Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we achteraan de Sint-Michielsbrug die tussen 1906 en 1909 tot stand kwam naar plannen van Louis Cloquet, met daarachter Tussen Bruggen en de Korenlei en rechts daarvan het nu leegstaande Postgebouw.
Op de hoek aan de Sint-Michielsbrug vindt men een bizar neogotisch pand uit 1912, ook ontworpen door de Gentse hoogleraar Louis Cloquet. Hij tekende het als een fraaie overgang tussen het postgebouw (waarvan hij medeauteur was, zie deel 21) en de gotische Sint-Michielskerk. Dit hoekhuis dat de naam Sint-Michel meekreeg  werd in 2011 te koop aangeboden door de Regie der Gebouwen en werd aangekocht door de burgemeester van Klusbergen voor 2,4 miljoen euro die er 7 luxe-appartementen en een handelszaak in onderbracht.
© 2014 GENTBLOGT VZW
Laatste zin vermoedelijk “burgemeester van Kluisbergen” i.pl.v. “Klusbergen”.
Tenware hij daar zelf aan zou “klussen” ;-)
De drie opgegraven stenen waterspuwers- Leeuw,Arend en Stier
zijn waarschijnlijk symbolen voor de 4 Evangelisten, maar waar die beelden vandaan kwamen, hoe ze daar terecht kwamen en van welk gebouw ze ooit deel van uitmaakten, blijft nog steeds een raadsel, tenware iemand van de GentBlogt lezers ondertussen al een antwoord gevonden zou hebben.
In het Stenen Beelden Museum staat een fragment van een gotische waterspuwer in de vorm van een zittende leeuw.De kop is verdwenen. Het werd in 1906 gevonden bij het uitvoeren van werken aan de oude kaaimuur van de Sint-Michielsbrug. Volgens de Gids voor de Bezoeker is deze waterspuwer waarschijnlijk afkomstig van de oude stadsgevangenis, Chastelet genaamd. Dat gebouw werd in 1528 vervangen door een nieuwbouw. Het Chastelet werd in 1716 gesloopt en vervangen door het Pakhuis dat op zijn beurt werd afgebroken in 1897 en in 1903 de plaats ruimde voor het postgebouw.
Misschien is er een verband tussen al deze waterspuwers. Werd dit reeds onderzocht?