Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (73) de Post en het Gerechtshof

vrijdag 19 september 2014 15u22 | Arthur De Decker (tekst), Jos Tavernier (beeld) | 7 reacties
Trefwoorden: , , .

De serie 1 postkaarten van Albert Sugg geven ons een prachtig zicht op Gent tijdens La Belle Epoque. Arthur De Decker becommentarieert deze kaarten en vergelijkt ze met de recente foto’s van dezelfde locaties die werden genomen door Jos Tavernier. De vorige 72 delen zijn raadpleegbaar in het archief van Gentblogt.

Serie 1 nr. 135 De Grote Post

Serie 1 nr. 135 De Grote Post

Deze Suggkaart werd verstuurd in 1901 en toont ons vooraan de Ketelbrug met op de hoek rechts de “Grote Post” en links, tussen het groen, het justitiepaleis. Let op de mooie lantaarnpalen en het hondje vooraan.

In de 12de eeuw was de Ketelpoort één der vier stadsbuitenpoorten. Zij werd zo genoemd naar de nabije Ketelvest, een bolwerk met een steile en diepe rivierbedding die zijn naam kreeg doordat het een gevaarlijke vaarweg was. Het water kon er kolken als in een ketel. De brug ervoor werd dan ook de Ketelpoortbrug genoemd, later afgekort tot Ketelbrug. In 1780 werd de poort afgebroken. De oorspronkelijk stenen brug werd in 1857 herbouwd als metalen vaste brug voorzien van een enkel tramspoor.

Omstreeks 1860 verhuisde de postdirectie van de Volderstraat naar het grote gebouw rechts op de Suggkaart aan het Koophandelsplein. De postdirectie werd ondergebracht op de eerste verdieping van dat gebouw en de postdiensten op het gelijkvloers. Dit was dan het Midden-kantoor, Gent-Centrum van waaruit tevens getelegrafeerd kon worden en waar ook de Spaar- en Lijfrentekas zat. In 1865 worden de oude postbussen vervangen door nieuwe, die groter waren en uit twee vakken bestonden, één voor brieven en één voor dagbladen en drukwerk. De posterijen beginnen zich sindsdien stilaan uit te breiden zodanig dat men op verschillende plaatsen in het Gentse overgaat tot het oprichten van bijkantoren (“ontvangerijen”): Drongen ( 1865),  Sint-Salvator (1866), Brugsepoort (1867), Zuidstation (1867), Ledeberg (1872), Dampoort (1873), Sint-Denijs-Westrem (1879), Gentbrugge (1879), Oostakker (1880), Kortrijksepoort (1886), Groenselmarkt (1886), Sint-Amandsberg (1897), Wondelgem (1899), Zwijnaarde (1899) . Het begin van een hele evolutie. De posterijen moeten zich meten met de telegraafdiensten die sedert 1850 in volle bloei zijn. In 1887 verhuisden de burelen van de postdirectie naar de tweede verdieping van hetzelfde gebouw. Ten tijde van de Suggkaart was E. Sonval  dienstoverste van de postdirectie te Gent. Hij werd in 1907 opgevolgd door M.H. Lintermans, die in 1909 op zijn beurt werd opgevolgd door S. Hubar. Het is onder het “bewind” van deze laatste dat in 1910 werd verhuisd naar het nieuwe postgebouw op de Korenmarkt waar de directie zich vestigde op het eerste verdiep in de rechtervleugel van het postgebouw.  Dit gebouw was op dat moment binnen nog niet volledig  afgewerkt. Zie deel 21. In het “Klein Paleis van Justitie” dat hier kort nadien werd gebouwd werd slechts een deel nog voorbehouden voor de posterijen (“Gent 2”).

135 b

Deze recente foto van Jos Tavernier werd genomen van op de straat met de naam Ketelpoort met als zijstraat Tavernierstraat en de juwelenwinkel “Belle Epoque”. Rechts zien we dat het ex-postkantoor intussen hoger werd opgetrokken en aangepast aan de stijl van de huizen ernaast. Dit gebeurde in de periode 1910-1913 toen stadsarchitect Charles Van Rysselberghe tussen de Ketelvest en de Opera twee nieuwe gebouwen oprichtte. Achter de operascène kwam een logeblok tot stand. Daarnaast, tussen het water, het Koophandelsplein en het operagebouw werd een andere constructie opgericht. Deze moest de vredegerechten, politierechtbank en een postkantoor huisvesten. Zowel het algemene volume als de gevelcompositie werden aan de kenmerken van de opera aangepast. De gevels en bedaking van dit hoekpand werden in 1995 beschermd als monument wegens de artistieke en historische waarde, dit kort nadat het pand werd afgekeurd wegens brandonveiligheid. Begin 1999 werd het gebouw volledig ontruimd en werden de vredegerechten ondergebracht in de Lieven Bauwensbuilding aan de Martelaarslaan. Na aanpassingswerken werd het Klein Gerechtsgebouw door ondermeer de onderzoeksrechters terug betrokken.

Vooraan zien we  de nieuwe Ketelbrug uit 1910-1912 toen de brug werd vernieuwd en verhoogd met ca. 1,5 m. Deze metalen vaste brug werd met kasseien belegd en voorzien van een dubbel tramspoor ter vervanging van het enkel spoor van 1874. Tijdens het begin van die werken werd een zonderlinge vondst gedaan: bij het uithalen van een meerpaal stelde men vast dat deze paal een oud kanon was en even later vond men bij het uitgraven een 15-tal kanonballen. Het was waarschijnlijk een afgekeurd kanon uit 1830. De kanonballen waren hier terecht gekomen met aangevoerde grond komende van oude vestingen, bij de bouw van het justitiepaleis. Heden passeert er de drukste tramlijn van België: Lijn 1 van Evergem naar Flanders Expo. Dagelijks staat deze tram er aan te schuiven in de autofile o.a. met auto’s die naar de ondergrondse parking willen onder de Kouter. Spijtig dat er daarover nooit een gemeentelijke volksraadpleging heeft plaats gevonden zoals wel over de geplande parking onder  het Braunplein.

Serie 1 nr. 193 Het Gerechtshof 1846 (Roelandt)

Serie 1 nr. 193 Het Gerechtshof 1846 (Roelandt)

Deze Suggkaart toont ons het justitiepaleis gezien van op de Recolettenlei, met rechts de Ketelvest en links de Leie met Recolettenbrug (die voor 1600 nog “Freminersbrucge” heette, naar het nabijgelegen klooster der “Fremineuren” of Minderbroeders) en aan de voet daarvan het huis Papeleu, in 1810 gebouwd door J.B. Pisson.

Let op het telefoonstaketsel op het dak rechts, een veel voorkomend fenomeen tijdens La Belle Epoque op de meeste openbare gebouwen.

Het justitiepaleis, het onderwerp van deze kaart, werd in de jaren 1836-1846 gebouwd op de plaats van het in 1797-1799 afgebroken Recolettenklooster (dat ook ooit een Minderbroeder- of Franciscanerklooster was). Tussen 1827 en 1835 werd op die toen open plek tweemaal per week aardappelmarkt gehouden. Voorlopig waren de juridische diensten toen in het voormalig Jezuïetenklooster in de Volderstraat en in het stadhuis ondergebracht. Het initiatief hiertoe ging uit van de stad zij het met financiële tussenkomst van staat en provincie van elk 300.000 frank. Het gebouw was dus oorspronkelijk een stadseigendom maar staat en provincie konden  eeuwigdurend en kosteloos gebruik maken van “les locaux désignés sur le plan” om er het Hof en de rechtbanken te huisvesten. De bouw kostte uiteindelijk 1.653.000 frank, waar de stad gerekend had op 900.000 frank. De stad moest dus 750.000 frank meeruitgaven bekostigen voor een gebouw dat grotendeels niet–stedelijke diensten huisvestte. Na lange palavers kwam de Staat uiteindelijk bijkomend voor 150.000 frank tussen in de meerkost

Het  gerechtshof werd uitgevoerd op een reusachtig grondplan (55 x 66m) naar een ontwerp van stadsbouwmeester Louis Roelandt (1786-1864) en waarvan de ontwerpen werden getekend door architect Charles Leclerc Restiaux (1816-1897) . Het was opgevat als een renaissance-palazzo. Het werd een typevoorbeeld van een 19de-eeuws gerechtshof. Het was een op het ontzag wekken gerichte tempel van het hogere gezag, met een quasi goddelijke dimensie. Het was het eerste als dusdanig geconcipieerde gerechtsgebouw in België.

De kelders, overwelfd met bakstenen tongewelven, werden als magazijn aan particulieren verhuurd en dienden voor het bergen van allerlei waren. Zo waren bijvoorbeeld in 1845 de kelders verhuurd aan een zekere Thaden, aardappelkoopman en in 1898 aan een wijnhandelaar. De zuilen die deze gewelven schraagden, rustten op de houten heipalen van de fundering.

Op de benedenverdieping waren zalen voor de (stedelijke) Koophandelsbeurs – vandaar dat het Recolettenplein werd herdoopt in Koophandelsplein, het Hof van Assisen, de Rechtbank van eerste aanleg en de Vredegerechten, alsook de kabinetten van de Onderzoeksrechters en de griffie van de Rechtbank van eerste aanleg. Ook archiefstukken vonden hier een onderkomen. In 1900 verhuisde de (stedelijke) Handelsbeurs naar het als dusdanig gekende gebouw op de Kouter (zie deel 51).

Op de tweede verdieping waren de burelen van het Parket en van de griffie van het Hof van Beroep alsook de kabinetten van de Advocaten-generaal en de Substituten-procureurs des Konings en de lokalen bestemd voor de Balie. Naar verluidt bestond het boekenbezit van de balie toen slechts uit één werk, de “Wegwijzer der stad Gent”, een jaarboek waarin de tegenpartijen werden opgezocht.

Het was zonneklaar dat door het gedeeld gebruik met de stad het gerecht te weinig plaats had in het paleis. Daarom nam de staat in 1898 het justitiepaleis over voor de magere som van 500.000 frank. Voortaan was de stad aldus verlost van de hoge herstel- en onderhoudskosten. De stedelijke handelsbeurs werd in 1900 ondergebracht in de voormalige Hoofdwacht op de Kouter. Na de overdracht werden er in 1902-1903 voor zo’n 100.000 frank verbeteringswerken uitgevoerd aan het justitiepaleis

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het gerechtsgebouw in beslag genomen door de Duitse bezetter en werden alle rechtbanken ondergebracht in andere Gentse gebouwen. Het groot gerechtsgebouw werd de zetel van de Duitse Etappe-inspectie, terwijl het klein gerechtsgebouw een ziekenhuis voor officieren herbergde. Na de wapenstilstand keerden de rechtbanken terug naar het groot gerechtsgebouw, na een grondige schoonmaak.

De tweede wereldoorlog had geen impact op het gebouw, ook al maakte de Duitse Krijgsraad in 1940 een tijdje gebruik van de Assisenzaal voor ze zich definitief vestigde in de Concorde aan de Kouter.

193 b

Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we het in 1998 gerestaureerde justitiepaleis. Toen had het gebouw reeds een voldoende verwarmingsinstallatie. Ongelooflijk maar waar. Oorspronkelijk had de architect van 1836 niet gedacht dat er ook verwarming moest zijn: er waren geen schouwen voorzien. De verwarming van de lokalen geschiedde dan ook bij middel van kachels en de nodige meters buizen die onder meer de oorzaak waren van de brand van 1926 die twee dagen duurde en gans de binnenruimte van het gerechtsgebouw vernielde. De zuilen van de inkomhal bleven onaangetast, de muren van het gelijkvloers stonden nog recht. Op de eerste verdieping bleven er een paar bewaard terwijl op de tweede verdieping schier alles verdwenen was. Enkel de vier buitengevels bleven bewaard. Schier alle dossiers gingen in de vlammen op. De heropbouw gebeurde onder leiding van architect De Vaere en het gebouw werd in 1930 opnieuw in gebruik genomen. Intussen vond de rechtbank een tijdelijk onderkomen in het gewezen Bisschoppelijk Seminarie op de hoek van de Kapittelstraat en de Biezenkapelstraat, gekend als “Klein Sint-Bavo”. Hiervoor diende de Belgische staat aan de Zusters van Liefde, de erfpachters van dat gebouw, een huurprijs te betalen van 400.000 frank voor 3 jaar, later verlengd met 1 jaar mits het bijkomend betalen van 150.000 frank. Met dit geld betaalden de zusters de bouw van het in 1929 geopende Sint-Vincentiusziekenhuis.

In 1995 werd het gerechtsgebouw en het omgevende parkje, met inbegrip van het straatmeubilair, het hekwerk, de kaaimuren en het standbeeld van Hippolyte Metdepenningen beschermd als monument.

142 BISKOPIE

Serie 1 nr. 142 Het Gerechtshof. Grote hal 1843 (L. Roelandt)

142 Palais de Justice- La salle des Pas-Perdus. 1843 (L. Roelandt)

Serie 1 nr. 142 Het Gerechtshof. Grote hal 1843 (L. Roelandt)

Zoals je zelf kunt vatstellen heeft Albert Sugg  van deze postkaart nr. 142 twee lichtjes verschillende postkaarten uitgegeven. Op de eerste verdieping van het gerechthof was een enorme “Salle des Pas Perdus” (57m lang, 15,5m breed en 21m hoog) die het hele middendeel van het gebouw besloeg van noord tot zuid en overdekt was met een houten tongewelf, voorzien van cassetten. Letterlijk vertaald is dit de zaal der verloren schreden , dit omdat in deze advocaten en hun cliënten heen en weer kuieren omdat ze moeten wachten tot hun zaak voorkomt. Daar rond waren de kabinetten en burelen van de Eerste voorzitter, de Procureur-generaal, de Voorzitters van de Rechtbank van eerste aanleg en van Koophandel, alsook het kabinet van de Procureur des Konings en twee zittingszalen van het Hof van Beroep gegroepeerd. Deze wandelzaal, toen de grootste zaal van Europa met één overspanning, werd op 30 juni 1844 plechtig ingehuldigd en het was de bedoeling het voor allerlei feestelijkheden te gebruiken. In 1847 vond er een muziekfestival plaats met o.a. 600 Duitse zangers. Er brak tijdens het concert paniek los daar het gerucht liep dat de plankenvloer niet sterk genoeg was om al dat volk te dragen. De zaal was ook te koud om enig aanvaardbaar kader voor feestelijkheden te vormen. Na een groot concert in 1856 (25-jarig koningschap Leopold I) werd de zaal nog nauwelijks gebruikt. De zaal heeft dus amper 10 jaar gefunctioneerd, maar gedurende 80 jaar heeft het personeel van griffies en parketten door deze slecht ingeplante zaal in te kleine, donkere en vochtige lokalen moeten werken.

Er hingen ten tijde van Sugg verschillende schilderijen. In het grote schilderij rechts kan men  het allegorisch werk  ”De menselijke strijd” (5 x 10 m) van Constant Montald (1862-1944) herkennen.

142 schilderij beter

Herkent iemand de andere schilderijen?

Constant Montald, die grootschalige doeken en muurschilderingen realiseerde, schilderde in 1885 dit eerste monumentale doek in Parijs , dat hij later aan zijn geboortestad Gent schonk. Daar werd het opgehangen in de grote hal, de “Salle des pas perdus”, van het Paleis van Justitie. Blijkbaar heeft dit schilderij de grote brand van 1926 overleefd want volgens het boek “De Tempel van Themis” (2007, p.44) domineert dit werk in 2007 nog, en dit sedert 1929, “de zaal der plechtige zittingen van het hof van Beroep”. Naar verluidt werd “een grote verscheidenheid aan schilderijen door het stedelijk Museum voor Schone Kunsten in depot gegeven om er de talrijke lokalen en kantoren in het na de brand van 1926 vernieuwde gerechtsgebouw mee op te luisteren.” Volgens dat zelfde boek zou de vernieuwde wandelzaal nu opgesmukt zijn door twee oliverfschilderijen “Mythologisch tafereel” door Gustave Vanaise (1854-1902) en het monumentale “De garnalenvissers” (2,26 m bij 3,25m) van Edmond-Jozef Depraetere (1826-1888). Of deze werken ook ooit in de door Sugg getoonde “Salle des pas perdus” hingen en dus de brand overleefden staat er niet bij.

Bij de heropbouw na de voornoemde brand van 1926 werd de grote wandelzaal, die in het verleden licht en ruimte in het gebouw had belet, vervangen door een centrale binnenkoer van 21 op 21 meter. Deze triestige, boom- en bloemloze, geplaveide koer zou de omringende ruime wandelgangen voortaan wel behoorlijk verlichten.

285 Le Palais de Justice-II-(L.Roelandt 1846)

Serie 1 nr. 285 Het Gerechtshof II (L. Roelandt 1846)

Deze Suggkaart nr. 285 bestaat ook als identieke postkaart nr. 94 en heeft daar enkel als bijschrift “Palais de Justice”. Het is een zicht op het Justitiepaleis gezien van op de Recolettenbrug en meer bepaald op de monumentale ingang aan de noordzijde. Let op  de afwezigheid van beelden in het fronton aan het Koophandelsplein links. Daar bevindt zich een dubbele trap die leidt naar een zuilengalerij met 6 kolommen. Deze ingang was enkel bedoeld voor de bezoekers van de Handelsbeurs en de voornoemde feestzaal. Eenzelfde zuilengalerij is er aan de achterkant doch zonder dubbele trap. De toegang tot de gerechtelijke diensten geschiedde niet langs de voorgevel maar wel via een inkomhal rechtover de Schouwburgstraat.

285 a

Op deze recente foto van Jos Tavernier ziet u vooraan een replica van De Barge waarover we het eerder hadden in deel 44. Tevens is te zien dat in het driehoekig fronton op de voorgevel van het justitiepaleis ondertussen beelden werden opgesteld. Het betreft het beeldhouwwerk “De Gerechtigheid”, een realisatie van Geo Verbanck (1881-1961) die pas in 1961 werd aangebracht. De talrijke andere nissen bleven tot op heden leeg. Het telt 11 figuren met centraal de niet-geblinddoekte Griekse godin van de rechtspraak en de rechtsorde, Themis (en dus niet Vrouwe Justitia  met rechterspruik zoals sommigen beweren), met weegschaal om goed en kwaad af te wegen en gerechtszwaard. Links en rechts staan 10 naakte rechtzoekenden, veroordeelden en putti’s. Hoewel het oorspronkelijke plan van 1836 reeds in een beeldengroep voorzag, is die er in de 19de eeuw nooit gekomen. Na de brand van het paleis in 1926 werd opnieuw besloten om het te herbouwen fronton met beelden te vullen. Pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1949, schrijft men daarvoor een prijskamp uit! Verbanck wint en in 1953 zijn de beelden gegoten bij mijn achterbuur bronsgieter Vindevogel uit Zwijnaarde: een fries van 14 meter lang waarvoor 3.000 kg brons nodig was. Er was overeengekomen dat het kunstwerk zou geplaatst worden ter gelegenheid van de Floraliën in 1955. De Floraliën van 1955 en 1960 gingen voorbij doch 8 jaar lang bleef de fries in de Maaltemeersbuurt staan. Pas na het overlijden van Verbanck in april 1961 begon men het reusachtig en reeds betaalde kunstwerk te herontdekken. Na een interpellatie van burgemeester Claeys, in zijn functie als senator, kwam er terug schot in de zaak en werd het fronton, na meer dan 100 jaar, voltooid. Naar verluidt werd het uitstel van de plaatsing vooral veroorzaakt doordat sommige puriteinen aanstoot namen aan het vele naakt in het kunstwerk.

Het gerechtshof werd in 1998 gerestaureerd met aangepaste technieken. Om spuitbusvandalisme te bestrijden werd de verhoogde plint in blauwe hardsteen voorzien van een anti-graffiti behandeling met een kunstharsproduct. In 1999 werd in een nis bij de ingang een poëtisch kunstwerk van dichter Gust Gils geplaatst met als titel “De Innerlijke Urbanisatie”. Het maakte deel uit van de Poëzieroute die uit 16 gedichten bestaat. In 2003 werd ook  110 meter smeedijzeren hekwerk voor het gerechtshof opgeknapt. Voor de sokkel van de omheining te vervangen moest 22 kubieke meter ( 60 à 70 ton) blauwsteen worden verwerkt.

Het toenemend aantal rechtszaken zorgde er voor dat het majestueuze justitiepaleis te klein werd. Zo zetelt de jeugdrechter een tijd aan de Predikherenlei, aan de Kalandeberg en vervolgens in de Henegouwenstraat. De werkrechtersraden zetelden in het “klein gerechtshof” rechtover het justitiepaleis aan de Ketelvest, waar tot 1910 de Grote Post was gevestigd (zie boven), waar ze vervolgens plaatsmaakten voor de vredegerechten en ten slotte voor diensten van het hof van beroep. De rechtbank van koophandel huisde lange tijd in het empiregebouw aan de Kalandeberg, terwijl de kantoren van het arbeidshof enige tijd een onderkomen vonden op de hoek van Kouter en Zonnestraat. In 2007 verhuisden de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de rechtbank van koophandel, de politierechtbank en de vredegerechten, alsook de diensten van het parket, naar hun nagelnieuwe gebouw aan de Opgeëistenlaan in de wijk Rabot. Dit grote gerechtsgebouw is ontworpen door Gentenaar Stéphane Beel en Lieven Achtergael. De immense glaspartijen van dit vijf verdiepingen hoge glazen huis zouden moeten symbool staan voor de transparantie van justitie…Naar verluidt voldoet dit gebouw inmiddels ook niet meer aan alweer nieuwe noden en kreeg de allernieuwste Strafuitvoeringsrechtbank een stek aan de Oude Schaapmarkt.

Serie 1 nr. 321 Zuilengalerij van het Gerechtshof (L. Roelandt); 1835-1843) en standbeeld van advocaat H. Metdepenningen (J. Dillens, 1886)

Serie 1 nr. 321 Zuilengalerij van het Gerechtshof (L. Roelandt); 1835-1843) en standbeeld van advocaat H. Metdepenningen (J. Dillens, 1886)

Deze Suggkaart werd verstuurd in 1910.

In de voortuin van het Gerechtshof werd in 1886 het bronzen standbeeld van advocaat Hippolyte Metdepenningen (1799-1881) geplaatst, een ontwerp van de Brusselse beeldhouwer Juliaan Dillens (1849-1909).  Metdepenningen is de eerste student die in 1818 tot doctor in de Rechten promoveerde, na in het Latijn zijn thesis over over de “Erkenning van de natuurlijke kinderen” te hebben verdedigd. Deze Hippolyte kreeg hier een standbeeld hoewel hij ooit een maand gevangenis uitzat voor het belasteren van de Gentse magistratuur en in Gent het orangistische verzet tegen de nieuwe Belgische staat leidde. Dit standbeeld werd opgericht in 1886. Het inrichtend comité bestond uit de belangrijkste Gentse liberalen, afgevaardigden van de balie en vertegenwoordigers van binnen- en buitenlandse loges. Op zijn arduinen sokkel staat een verwijzing naar de vrijmetselarij – wat heel zelden voorkomt – en de Franse tekst leidde, een kleine eeuw na de inhuldiging, nog tot een hele discussie over het taalgebruik op monumenten.

In 1978 eiste Volksuniesenator Oswald Van Ooteghem een opschrift dat de taalwet respecteerde: men moest het vernederlandsen. De Franstalige tekst verdween in 1979, maar werd vervangen door een foutieve vertaling, waarna men besloot de oude Franstalige bronzen letters terug aan te brengen. Dat lokte opnieuw de nodige discussies uit en de beslissing werd opgeschort. Pas in 1993 kwamen de Franstalige opschriften weer op de sokkel. Enkele jaren later begon de restauratie van het beeld. In 2002 werd een compromis op z’n Belgisch onthuld: een bronzen plaat op de grond beschrijft de figuur van Metdepenningen in het Nederlands en legt uit waarom het beeld zijn Franstalig opschrift mocht behouden. Het eentalig Frans op de  sokkel is immers geheel in de geest van de tijd waarin het beeld werd opgericht.

In 1889 kreeg een nieuwe straat tussen de Karel Van Hulthemstraat en de Lange Kazernestraat zonder protest  de naam van deze liberale voorman.

321 b

Wat vroeger de (als monument beschermde) voortuin was van het oude gerechtsgebouw is nu een zielloze en storende parking voor het hof van beroep. Het Gentse Stadsbestuur droomt reeds jaren om van die parking een parkje of een groot open plein maken met zitbanken en om zo ook plaats te creëren voor een tramhalte. Uit een antwoord van schepen Tom Balthazar in de gemeenteraad van juni 2014 blijkt echter dat de magistraten absoluut niet enthousiast zijn over dit plan. Hun voorzitter noemde het een onredelijke vraag. Het transport van dossiers zou het grootste probleem zijn. De magistraten vrezen ook dat er met een park vlak voor het gerechtsgebouw een veiligheidsprobleem zou ontstaan. Het Gentse stadsbestuur  gaat naar verluidt toch een ontwerpplan uitwerken voor een Koophandelsplein zonder parking. Ik ben nieuwsgierig hoe dat gaat aflopen.

© 2014 GENTBLOGT VZW

7 reacties »

  1. Reactie van Jan Autrique

    Enkele aanvullingen in verband met de fries van het gerechtshof: Geo Verbanck overleed op 12/12/1961, na de plaatsing van de fries. Hij heeft dit spijtig genoeg nooit in levende lijve kunnen aanschouwen.
    Wat betreft de fries zelf: Themis houdt in haar ene hand de weegschaal vast die het goede en het kwade moet afwegen, in haar andere hand klemt ze een indrukwekkend gerechtszwaard. Links kijken de beschuldigden smekend naar haar op; voor de beschuldigden rechts is het oordeel al geveld.

  2. Reactie van jos tavernier

    Zo ver ik kan opmaken uit de literatuur over de Ketelvest, komt de naam Ketelpoort niet afgeleid van de ketelvest, maar omgekeerd werd de waterweg genoemd naar de Ketelpoort , deze dubbele poort had de vorm van een ketel vandaar dus de naam van de waterweg.Kolken als in een waterketel zit er dus niet in, en ik zie ook niet in waarom dat water speciaal daar meer zou kolken dan ergens anders. Toegegeven, ik kan mij natuurlijk ook vergissen.
    Waar het wel “kolkte” was aan de zogenaamde Waalse Krook, daar staat het woord Waalse voor “walsen- draaien” wat logischer lijkt gezien de scherpe bocht in de Schelde.

    • Reactie van jerommeke

      Het ‘Waalse’ in de Waalse Krook zou verwijzen naar de talrijke Waalse schippers die in de 18de en 19de eeuw constant naar en door Gent voeren. Met hun schepen transporteerden zij steenkool uit de mijnen van Henegouwen naar de gasfabriek die op de site gevestigd was.

  3. Reactie van Arthur De Decker

    In het boek “Oude straatnamen van Gent” (1982) schrijft Karel Haerens p.53: “Vanwaar die naam Ketel-poort komt, weet geen enkele geschiedschrijver met zekerheid te zeggen. Torens noch poortingang zagen er hoegenaamd niet uit als ketels. Verre van daar! Die poort was ongetwijfeld de rankste en sierlijkste van alle. Diericx, een schrijver uit de vorige eeuw, meent dat die versterking haar naam kreeg door de nabije Ketelvest. De bolwerken aldaar, zo schrijft hij, zagen er uit als ketels. Onderzoekingen aangaande de bolwerken van de stadsverdedigingsgordel toonden echter aan dat die op de Ketelvest dezelfde vorm hadden dan elders.” Zijn verklaring, die ik tot de mijne maakte is: “De Schelde stroomt er ingekast in de diepte en men moet geen oude Gentenaar zijn om te weten hoe zij er kan koken en woelen “als in een ketel”. Het was de gevaarlijkste vaarweg van Gent en in vroeger tijden was deze kade gevaarlijk voor de voorbijganger. Als hij daar in die diepe Schelde viel was hij “de ketel in” of “vloog hij de ketel binnen”, ander gezegd: was het met hem gedaan. In oude volksverhalen heeft satan een grote ketel met kokend water, waar hij mensen, die hij kan beetpakken, één voor één inwerpt. Ketelvest zouden we dus eenvoudigweg moeten begrijpen als gevaarlijke vest (want als je er eenmaal insukkelt kom je er niet meer uit).” Laten we, zoals Haerens, sluiten met een humoristische noot, nl met de Franse vertaling. Deze luidt: “Porte des Chaudronniers”.Een chaudronnier is iemand die ketels koopt, maakt of herstelt…De Ketelpoort is bijgevolg in ‘t Frans de Poort der Ketelslagers.

  4. Reactie van jos tavernier

    Elk zijn gedacht Arthur.

  5. Reactie van mettenanxt gilda

    Heel interessant allemaal, de weetjes rond de Sugg-kaarten.
    Weet er iemand of er ook een ‘SUGG’ foto of ander foto-archief bestaat van het oude bevolkingsdienstgebouw Kromme Wal ?

  6. Reactie van RC

    Dit gebouw was veel later dan Sugg (1930 ?). De Beeldbank Gent schijnt het niet te hebben, maar er staan wel foto’s hier en op Flickr
    hier en
    hier.