Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (75) Gravensteen II De walgang
Het Gravensteen is nu één van de belangrijkste toeristische attracties in Gent. In 2013 telde het 293.086 bezoekers. In de Belle Epoque was er nog niet zoveel toerisme doch de ontmanteling en reconstructie van het Gravenkasteel tussen 1894 en 1913 wekte grote publieke belangstelling. Het is dan ook niet te verwonderen dat de postkaartenhandelaar Albert Sugg in zijn beroemde Serie 1 over Gent heel wat ansichtkaarten verkocht met dit herontdekte kasteel gezien vanuit de meeste diverse hoeken. In deel 54 voorzag Arthur De Decker al enige Suggkaarten over het Gravensteen, gezien vanaf de kant van De Lieve, van de nodige commentaar. Deze week bezoeken we verder het Gravensteen en wandelen we via de Suggkaarten langs de walgang. Jos Tavernier zorgde voor de hedendaagse zichten.
Deze Suggkaart, verstuurd in 1903, toont een mooi uitgedoste dame met hoed en twee heren, waarvan één met hoge hoed, die iets bekijken in het gras langs de oostelijke walgang aan de ringmuur van het pas gerestaureerde Gravenkasteel. Vermoedelijk kijken ze door één van de zes luchtpijpen van het met aarde bedekte gewelf boven de kap van de stal van de graaf (toen “de krocht†genoemd). Vanaf de aanvang van de 16de eeuw was de ruimte boven de kap tussen de walgang en het oostelijk bijgebouw opgevuld en vormde een wandelplaats voor de gevangenen.  Deze plaats werd het Terras van het Balspel geheten, omdat sommige gedetineerden er de tijd doorbrachten met onder meer bal-, bol-, en kegelspel.
Op de achtergrond zien we de torenvan de Sint-Stephanuskerk aan de Sint-Margrietstraat.
Volgens het opschrift op de Suggkaart dateert de ringmuur uit 1180. Dit stemt overeen met het Latijns opschrift in een vierlob op de voorpoort. Volgens dit opschrit werd het Gravensteen toen gebouwd door Filips van den Elzas, zoon van graaf Diederik en gravin Sybilla. De bouwcampagne van 1168-1191 betekende het herbouwen en verhogen van de reeds toen bestaande grafelijke residentie. Dit was noodzakelijk geworden om boven de hoge huizen van de Gentenaars te toornen. De graaf wilde zo duidelijk beklemtonen wie de heer en dus de machtigste was. De daarbij gebruikte luxueuze polychrome architectuur, waarbij grijze en witte kalksteen met elkaar werden afgewisseld en de grote ruime vensters van de bovenzalen uitgerust met zitbanken, bewijzen dat de militaire bezorgdheid op de tweede plaats kwam. Het toevoegen van verdedigingselementen zoals een walmuur en erkertorens maakten deel uit van de symboliek, namelijk het etaleren van macht en sterkte. Het grote werpgat van de donjon evenals zijn gekanteelde bovenafwerking zijn het resultaat van de restauratie tussen 1897 en 1913 en berustten niet op oorspronkelijke materiële getuigen. Bij deze restauratie stond het ideale beeld van een middeleeuws kasteel zoals men dit zag in navolging van de Franse restauratie-architect Eugène Viollet-le-Duc (1814-1879), centraal. Dit impliceerde dat alle bouwdelen die als niet middeleeuws werden beschouwd, ook laatmiddeleeuwse gebouwen, werden gesloopt en vervangen door nieuwe (neo)middeleeuwse architectuuronderdelen.
Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we dezelfde tijdens la Belle Epoque uitgevoerde restauratie van de wal en walgang. Daarbij werden grote ontbrekende delen van muren of gebouwen aangevuld met Doornikse kalksteen. Dit muurwerk heeft echter hardere en scherpere vormen dan deze uit de 12de eeuw. Meestal is de metseltechniek veel regelmatiger en met grotere voegen. Beschadigd parement werd weggehouwen en vervangen door een nieuwe buitenhuid van Doornikse steen. Door gebrek aan technische hulpmiddelen hechtte die zeer slecht op de oorspronkelijke constructie. Waterinfiltratie liet veel metselmortel wegspoelen zodat herstelde muren geen eeuw later soms al uit elkaar vielen. Daarom werd in 1985 begonnen met de restauratie en stabilisatie van de omwallingsmuur, zonder een concrete timing van de afwerking want die hangt af van de toekenning van subsidies door diverse overheden. De Vlaamse Gemeenschap betaalt 60% van de werken. Stad en provincie zijn elk goed voor 20%. Momenteel staat het Gravensteen nog in de steigers voor “de laatse†fase van de restauratie. Grote witte doeken ontnemen het zicht op de middeleeuwse muren die tegen de zomer van volgend jaar volledig in het nieuw moeten staan. Dan kan ook na jaren de aarden weg rond het Gravensteen eindelijk weg die daar in 2001 werd aangelegd als werfweg. Zo zal de waterburcht in ere hersteld zijn. Dit vergde wel een investering van meerd dan 6 miljoen euro! Toch zijn daarmee de werken aan het Gravensteen op verre na niet afgerond. Voor de komende jaren staan nog op het programma: een vervallen bijgebouw restaureren, nieuwe toiletten bouwen en werken aan de kelder en de binnentuin.
De huidige restauratiecampagne gebruikt nu moderne hersteltechnieken. De holten in de muren en tussen het nieuwe parament uit de eerste restauratie en de originele muren worden vol geïnjecteerd met een speciale specie. De verzakking van de walmuren wordt gestabiliseerd met palen. Dit neemt nog jaren in beslag.
Op deze Suggkaart, verstuurd in 1907, zien we de westelijke walgang langs de omheiningsmuur zoals door bouwmeester Jozef De Waele grondig hersteld na het verwijderen van alle parasitaire bouwsels die er in de loop der eeuwen waren bijgebouwd. Opmerkelijk is het gebruik van verschillende steensoorten om zo een polychroom architectuureffect te bekomen. Het gebruik van diverse steensoorten gaf de militaire architectuur een rijkelijke uitstraling.
De ringmuur met walgang is ellipsvormig en voorzien van 24 uitkragende halfronde, open torens, rustend op een steunbeer. Zij onderbreken de walgang niet, behalve een grotere, gesloten muurtoren tegenover  de Burgstraat, afgedekt met een afgerond leien zadeldak dat we hier zien op de Suggkaart en omwille van de vorm ook Kuip werd genoemd. Het was een wachthuis voor de van dienst zijnde krijgers met een afdakje waaronder de duiven van de graaf konden schuilen. Alle torens hebben twee verdiepingen: eerste (gelijk met walgang) met schietgaten en werpgaten in de vloer, tweede, gekanteelde, vroeger voorzien van luiken. Slechts één heeft een stenen tussenvloer, de andere kregen in oorlogstijd een plankenvoer met balken rustend in steigergaten of op kraagstenen.
Deze Suggkaart toont ons de oostelijke walgang langs de Geldmunt met achteraan rechts het poortgebouw en op de achtergrond de toren van het belfort en deze van de Sint-Baafskathedraal. Vooraan rechts steken gedeelten van rondbogen uit die ooit een veelhoekig vertrek hebben gedragen leunend tegen de noordelijke toren van het oostelijk gebouw en dat afgebeeld is op de tekening van Sanderus van 1641. Dit gebouw, dat men sedert 1436 de Engelse Zaal heette, werd nooit gereconstrueerd.
Toen deze foto werd genomen was de ontblooting van het Gravensteen reeds achter de rug. De nieuwe gebouwen binnen de omheining werden afgebroken in 1889 en 1890; de huizen welke de ringmuur omsloten van 1889 tot 1896. Ook de herstelling van het Poortgebouw en de Ringmuur, die geschiedde van 1894 tot 1899, was reeds gebeurd. De restauratie van het donjon en van de stal van de graaf vond plaats van 1903 tot 1905, die van het westelijk gedeelte van het Paleis in 1907 en 1908, die van het oostelijke in 1913. De eerste wereldoorlog zette een punt achter elke restauratieactiviteit. De werkzaamheden hadden 25 jaar geduurd en een 900.000 goudfranken gekost. Van 1907 af werden de geresaureerde delen van het Gravensteen voor het publiek opengesteld. Naast het toeristisch bezoek vonden ook banketten, vergaderingen, toneelvoorstellingen, concerten, e.a. plaats in het kasteel.
Bij deze recente foto van Jos Tavernier, met rechts een hoektoren van het gerestaureerde donjon, past het gedicht Gravensteen van Adolf Herckenrath, in 1947 gepubliceerd door R.E.C. Willemyns:
Gehavend, boven uitgedroogde wallen,
Met gras bedekt gelijk een groen tapijt,
Laat ’s Gravensteen zijn schaduw nedervallen
Gelijk een kleed dat van de schouders glijdt.Als boven hem de luchten grauw vervalen
En van hun sterren gans zijn uitgedost,
Dan ruikt men hoe daarbinnen geesten dwalen
Met stank van roet en solfer op hun borst.Dan komen z’op den rondgang roekloos schrijden,
Als wachten door ’t verleden uitgerust;
Terwijl de wolken door elkander snijden,
Als onweersgolven steigrend op de kust.Soms blaast de wind zijn haat met volle kele,
En rijst uit ’t slot een somber wanhoopslied;
Of nijdig vaart zijn adem langs kantelen,
Gelijk een beest dat van zijn sprong geniet.
Deze Suggkaart, verstuurd in 1907, toont ons nogmaals de westelijke walgang met het reeds eerder getoonde wachthuis (kuip) doch rechts zien we nu ook de toen nog niet gerestaureerde ontvangstzaal. Het is in dat gebouw dat de graaf op gewone dagen zijn gasten ontving. Nadat de grafelijke verblijfplaats was overgebracht naar het Hof ten Walle (latere Prinsenhof) hield de Kleine Raad van de Graaf daar van 1350 tot 1378 zijn zittingen. Daarna werd de zaal door de Muntmeester gebezigd als keuken. Van 1441 tot 1779 was dit de vergaderzaal van de Raad van Vlaanderen. Op 6 november 1445 vond hier de zitting van het 7de kapittel van het Gulden Vlies plaats. Tussen 1779 en 1781 werden hier de lessen aan de leerling-vroedvrouwen gegeven, waarna de zaal werd ingericht tot keuken van het College van de Oudburg. Van 1807 tot 1884 diende deze grafelijke ontvangstzaal tot machinekamer van een katoenspinnerij.
Op deze recente foto van Jos Tavernier zien we rechts de gerestaureerde Audiëntiezaal met daar boven de Kamer van de Graaf.
Het is o.a. op deze walgang vooraan dat de legendarische belegering, van 16 november 1949 plaats vond. Toen verschansten 138 universiteitsstudenten zich hier en eisten op spandoeken bier tegen 3 frank per pint (0,075euro) en de afschaffing van het “rollekenâ€, de nu verdwenen stedelijke gevangenis waar ontelbare op dronkenschap betrapte Gentenaars manu militari hun roes hebben uitgeslapen (zie deel 11). De lokale politie, de brandweer en de inderhaast opgeroepen rijkswacht konden er niet om lachen. Het werd een moeizame belegering . Nadat een politieman ten slotte via de hoogste brandweerladder in het poortgebouw was binnen geklauterd en de poort kon openen, was de grap voorbij. De stunt kostte nogal wat studenten een pak rammel, en pas na verhoor in het vermaledijde “rolleken†werden ze ’s nachts 2 per 2 vrijgelaten. De belegering kwam op de voorpagina van zowat alle landelijke bladen en wordt sindsdien regelmatig op studentikoze wijze in herinnering gebracht.
Voor de openingsuren en inkomprijzen zie: https://www.gravensteengent.be/nl/content/openingsuren-prijzen
Voor inwoners van Gent is het dus steeds gratis!
© 2014 GENTBLOGT VZW
altijd interessant om te lezen
Ik heb jaren in de noorderschaduw van het gravensteen gewoond, Ik heb me jarenlang afgevraagd welke betekenis het had dat kinderen en zelfs vele ouderen begonnen te brullen eens de bovenste trappen van het donjon bereikt waren. Dat kon wel zeer storend overkomen.
.beste jm., het schijnt dat mensen na een krachtinspanning graag hun emoties ventileren. met verwondering kijk ik naar beelden waarop volwassen mensen na een doelpunt zich overgeven aan iets waar ik niet zou aan denken.
bij het bereiken van een doel krijgt men een gevoel van voldoening: ik heb het gehaald!
niks mis mee maar, en ik weet ook niet waarom, wil men dat steeds luider verkondigen