Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (54) het Gravensteen I (kant Lieve)

vrijdag 2 mei 2014 20u50 | Arthur De Decker (tekst), Jos Tavernier (beeld) | 10 reacties
Trefwoorden: , .

De postkaartenhandelaar Albert Sugg heeft in zijn serie 1 over Gent niet minder dan 22 verschillend genummerde postkaarten opgenomen met het Gravensteen als onderwerp. Daaruit blijkt dat ook reeds tijdens la Belle Epoque dit monument als de belangrijkste toeristische attractie voor de stad werd beschouwd. Gezien deze hoeveelheid zal  dit onderwerp dus verspreid over vijf delen worden becommentarieerd door Arthur De Decker, waarvan heden het eerste deel. Jos Tavernier zorgt voor de actuele kiekjes. De vorige afleveringen zijn consulteerbaar in het archief van Gentblogt.

De drie bovenstaande Suggkaarten  tonen ons hetzelfde zicht op het Gravensteen gezien van uit de Sint Widostraat. Doch bij nader toezien zijn er grondige verschillen. Vind je ze? De eerste twee kaarten hebben hetzelfde nummer doch zijn elkaars spiegelbeeld! Een vergissing van Albert Sugg dus. Tussen de kaarten nr. 86  (verstuurd 1901) en nr. 301 verstuurd 1905) liggen  enige jaren  zodat u zeer goed zelf kunt vastestellen hoe de restauratiewerken ondertussen zijn opgeschoten: het donjon, ook de “meesten toren”genoemd,  heeft rondom rond kantelen gekregen. Rechts toont de Suggkaart ons  de voorgevel van de Vismijn zoals in 1879 ontworpen door Adolphe Pauli en waarover we het reeds hadden in deel 48 bij postkaart nr. 324.

Gent was lange tijd de hoofdplaats van het graafschap Vlaanderen. Aan de samenvloeiing van de Plotersgracht en een Leie-arm, die van in de 10de eeuw  tot 1274 de grens vormde tussen het grafelijk domein en het schependom (de toenmalige Stad Gent),  werd in de 10de eeuw een houten zaal gebouwd omgeven door bijgebouwtjes. Dat de oudste sporen van het Gravensteen zouden teruggaan tot 868, zoals het bijschrift op de Suggkaart vermeld, is nog niet door archeologisch onderzoek bewezen.

De plaats was strategisch goed gekozen want lag dicht bij de portus gandavum, de kern van Gent. In de 11de eeuw werd het centrale houten hoofdgebouw  vervangen door een groot 3 bouwlagen hoge zaalgebouw in Doornikse kalksteen dat de basis vormt van het nu nog bestaande donjon in het midden van het kasteel. Door de smalle lichtopeningen kwam slechts beperkt licht binnen. Open haarden  zorgden voor de verwarming. Het initiatief voor deze stenen residentie kwam van graaf Boudewijn IV (938-1035) of graaf Boudewijn V (1035-1067). Door de administratieve reorganisatie van het graafschap werd het Gravensteen ook de zetel van een kasselrij.

In het begin van de 12de eeuw, wellicht op initiatief van graaf Diederik van de Elzas (1128-1168)  wierp men de aarde op tot aan de eerste verdieping van het zaalgebouw en ontstond een versterkte motte. De 1ste verdieping werd nu de hoofdzaal, de voormalige benedenverdieping werd kelder. Het kasteel werd omringd door houten bijgebouwen. Het huidige Sint-Veerleplein en zijn omringende bebouwing was toen een soort voorhof  tot het kasteel, van elkaar gescheiden door een vierkant poortgebouw. Een brand die in 1176 het mottekasteel teisterde, verwoestte de houten gebouwen op het voorhof. Filips van de Elzas (1168-1191), graaf van Vlaanderen, teruggekeerd van een kruistocht in het Heilig Land,  vergrootte het kasteel in 1180. Dit jaartal wordt door Sugg terecht vermeld. Filips liet zich bij de bouw leiden door de Frankische vestingen in Syrië, die hij tijdens zijn kruistocht had gezien. Vermoedelijk was dit Le Krak des Chevaliers in het huidige Syrië.

Rondom zijn kasteel kwam een stevige walmuur met 24 uitkragende torentjes en de opmerkelijke dubbele voorpoort. De zalen op de eerste verdieping van de toegangstoren, evenals de slottoren van 30 m hoog  waren aan de garnizoenstroepen voorbehouden. Voor zijn persoonlijk verblijf en dit van zijn gezin en zijn dienaren liet hij  het kasteel ten westen op de binnenkoer optrekken (zie gebouw vooraan op Suggkaart hier boven).

In 1302 werd het Gravensteen door de Gentenaars in brand gestoken, omdat de Gentse schepenen die colaboreerden met de Franse bezetter en een nieuwe belasting probeerden op te leggen, zich daar hadden verschanst. Ook in 1338 belegerden de Gentenaars onder leiding van Jacob van Artevelde het Gravensteen daar de graaf van Vlaanderen, Lodewijk van Nevers, met Engeland wilde breken wat voor de Gentse ambachtslieden onaanvaardbaar was. Na 1350 verbleven de graven van Vlaanderen niet meer in het Gravenkasteel. Ze verhuisden eerst naar het meer gerieflijke  Posteernehof aan de Oude Houtlei en in de 15de eeuw naar het Hof ten Walle, het latere Prinsenhof. In 1445 gaf Filips de Goede er wel nog een groot banket naar aanleiding van het 7de kapittel van de Orde van het Gulden Vlies. De Raad van Vlaanderen zetelde na 1407 nog eeuwen in het Gravensteen en beschikte er samen met het bestuur van de Oudburg over een aangepast juridisch apparaat: gevangenissen in het poortgebouw, een vergeetput in het huis van de graaf, talrijke kerkers en een folterkelder. Er bleef ook een grafelijk muntatelier in onder gebracht (vandaar de straatnaam Geldmunt ten oosten langs het kasteel).

In 1779 werd het Gravensteen verkocht aan bouwpromotor Jean-Denis Brismaille. Vijf eeuwen lang stonden ondiepe huisjes rond de walmuur van het Gravensteen. Tijdens de Industriële revolutie werd de vroegere grafelijke burcht verbouwd tot fabrieken en arbeiderswoningen. Het constructieatelier van Steinberg en Scribe evenals een textielbedrijf vestigden er zich. In het midden van de 19de eeuw torenden fabrieksschouwen boven het kasteel. Vanaf 1865 ondernam het stadsbestuur pogingen om het kasteel aan te kopen. Het duurde meer dan 20 jaar vooraleer de staat en de stad samen het hele gebouw konden verwerven. In 1870 vond in het hotel van Kortrijk op de Poel een openbare verkoping plaats van “een grooten eigendom uitmakende het Gravenkazsteel”. Dit werd als volgt aangeprezen:

Voorschreven Eigendom, gelegen in het midden der stad, met den voorhoofde aan eene voorname openbare marktplaats bij de vischmarkt, alwaar de grootste beweging plaats heeft en oponthoudelijken handel bedreven wordt, biedt bijzondere voordelen aan betrekkelijk de standplaats, voor de verhuring der huizen, en bovendien biedt de toren, die in het midden van dien eigendom is behouden, onder het opzicht van oud hostorisch monument, eene bijzondere waarde aan voor beminnaars der oudheidkunde.

In 1887 zal Gent het poortgebouw aankopen; in 1887 werd het overige deel van het Gravensteen aangekocht en “gerestaureerd” tussen 1894 tot 1913.

Begin 1887 vormde ingenieur August de Maere–Limnander de Commissie van het Gravensteen. Dat bestond uit 12 leden, 6 vrijzinnigen en 6 klerikalen, die het accent van de industrie naar de cultuur wilden verleggen.  Dit redde het Gravensteen van de ondergang. Zo wilden ze bewijzen dat Gent opnieuw een metropool was, zoals in de glorieuze Middeleeuwen.

De herwaardering van het Gravensteen leidde omstreeks 1900 tot een ingrijpende restauratie. Daarbij wilde men de burcht middeleeuwser maken dan hij er ooit had uitgezien. Veel gebouwen sneuvelden, waaronder de huisjes aan  de Geldmunt en het Sint-Veerleplein. In 1913 kon de Commissie het resultaat met trots aan de bezoekers van de Wereldtentoonstelling tonen.

301 a

Bij de aankoop van het Gravensteen in 1887 was het eerst de bedoeling de gehele site zo snel mogelijk te zuiveren van alles wat aan zijn industriële verleden (fabrieken en beluikhuisjes) herinnerde. Na de grote ontmantelingswerken zou men de overblijfselen als ruïne laten staan: ze zouden een sprekende getuigenis zijn van de feodale tijd. Toen bij de slopingswerken talrijke onbekende details aan het licht kwamen en architect Joseph de Waele (1844-1910) erop wees dat het Gravensteen niet zomaar in ruïneuze toestand kon behouden worden, groeide de idee voor een historiserende restauratie.

Men droomde van een stoere Vlaamse waterburcht die de vergelijking kon doorstaan met Pierrefonds of Carcassone in Frankrijk, met Wartburg in het Duitse Thüringen of met de Londense Tower. Bij de reconstructie ging men terug naar het kasteel zoals het er ten tijde van Filips van den Elzas, in de late 12de eeuw, zou hebben uitgezien. Dat de wetenschappelijke bevindingen soms moesten wijken voor de fantasie van de restaurateurs, is typerend voor de toenmalige tijdsgeest. Thans kan dergelijke werkwijze niet meer worden verantwoord. Het resultaat zien we hierboven op de recente foto van Jos Tavernier: een kasteel zoals het er in de middeleeuwen nooit heeft uitgezien, zeker niet in de late 12de eeuw.

Rechts zien we de “nieuwe” gevel van de Vismijn zoals in 1912 gebouwd naar ontwerp van Amand Janssens waarover we het reeds hadden in deel 48.

Serie 1 nr. 154 De Lieve bij het Gravensteen

Serie 1 nr. 154 De Lieve bij het Gravensteen

Ook deze Suggkaart toont ons het Gravensteen tijdens de restauratiewerken rond 1900.

Op de voorgrond zien we de reling aan de Onthoofdingsbrug (heden Hoofdbrug) over de Lieve (of is het de Leie?). De Lieve was een kunstmatige waterloop gegraven tussen 1262 en 1269 om Gent met Damme te verbinden. In Gent vertrok de Lieve in de vestinggrachten van het Gravenkasteel en volgde dan enkele honderden meter de binnenste oude Leie. Zie deel 13.

De Onthoofdingsbrug is één van de oudste bruggen van Gent. Ze werd destijds zoals nu terug de Hoofdbrug genoemd wat “belangrijkste brug” betekent, nl. deze naar de Oudburg. De naam Onthoofdingsbrug zou ontstaan zijn omdat sedert 1297 de Gentse burgers die schuldig werden bevonden aan doodslag of verkrachting onthoofd werden op de Hoofdbrug. Voor de strafuitvoering werd er in het midden van de brug een schavot met kapblok opgetimmerd. De laatste onthoofdingen hier hadden plaats in 1561 en 1585. (De laatste terechtstelling met een zwaard in Gent gebeurde in 1671.)

De Hoofdbrug (oudste vermelding: 1274) was oorspronkelijk waarschijnlijk een houten ophaalbrug verdedigd door een vertsterkte ingangspoort die in 1371 werd afgebroken en vervangen door een stenen. Op een tekening in de Flandria Illustrata van A. Sanderus uit 1641 is te zien dat op deze brug  op de borstwering links en rechts koperen stanbeelden werden geplaatst. Aan de kant van het Gravensteen stond een O.L.Vrouw met het kind in een ijzeren huisje. Aan de kant van de Vismarkt stond een beeldengroep die een beul voorstelde met het zwaard geheven om een geknielde te onthoofden, bedoeld als symbool van de hoge rechtsmacht van de Gentse schepenbank  die hier zijn vonnissen ten uitvoer liet brengen.

De volksverbeelding maakte daar de volgende stadslegende van: 2 Gentse edellieden, vader en zoon, waren in 1371 wegens hun weerspannigheid tegen de Graaf ter dood veroordeeld. Degene die bereid was de andere met het zwaard te onthoofden zou voor zichzelf genade bekomen. Na lang aandringen kon de vader de zoon ertoe bewegen het beulsambt te aanvaarden. Als de zoon echter met het zwaard wil toeslaan springt het lemmer uit het hecht en boort zich met de punt vast in het brugdek. Dit wordt als een mirakuleuze tussenkomst beschouwd en de Graaf zelf beveelt de onmiddellijke  vrijlating van beiden. Er zijn ook wel variaties van deze legende in omloop waarbij de vader toch door de zoon werd onthoofd. Tijdens de Franse overheersing, in 1799, werden beide beelden weggenomen om nooit meer terug te komen.

In 1855 werd de stenen brug vervangen door een houten draaibrug die in 1874 weer plaats maakte voor een vaste stenen brug. Deze laatste werd in 1898 verbreed om de er de electrische tramlijn te kunnen aanleggen naar de Brugse Poort. Ze kreeg toen het uitzicht zoals te zien op de Suggkaart, met tramsporen.

154

De Hoofdbrug aan de Rekelingestraat, hier te zien op een recente foto van Jos Tavernier vanuit een minder hoog standpunt als de fotograaf van Sugg. Deze brug onderging in 1950 een verandering toen het brugdek werd vernieuwd in gewapend beton. Op de achtergrond zien we het torentje van de Sint-Stephanuskerk, ook wel Augustijnenkerk genoemd, aan de Sint-Margrietstraat. Het is onbegrijpelijk dat ooit een vergunning werd afgeleverd voor het banale gebouw daar onder dat op die plek het zicht op het Gravensteen en Lievekaai verpest. Links daarvan staat het rode huis Lievestraat 2 waarover we het reeds hadden in deel 12. De blauwe erker links boven de Leie hoort bij het Arcatheater in de Sint-Widostraat.

Serie 1 nr. 297 Het Gravenkasteel X (1180)

Serie 1 nr. 297 Het Gravenkasteel X (1180)

Deze Suggkaart werd verstuurd in 1906 en geeft ons een zicht op het gerestaureerde Gravensteen met rechts de reling van de Hoofdbrug. Dit is de toestand zoals de bezoekers aan de wereldtentoonstelling van 1913 het te zien kregen en zo is het Gravensteen de belangrijkste toeristische attractie geworden.

297 a

Op 28 december 1936 wordt het Gravensteen beschermd als monument.

Het Gravensteen is op constructief vlak geen uniform bouwwerk. Voor de muren is het meeste bouwmateriaal Doornikse steen maar er is een verschil in techniek volgens de bouwperiode. Zo vertoont het 10de- en 11de-eeuwse gedeelte hoofdzakelijk onregelmatige breuksteen, in de 12de-13de eeuw  ebruikte men een groter formaat en waren de stenen vlak gehouwen. Latere toevoegsels werden echter niet meer in Doornikse steen uitgevoerd. Bij de grote restauratie rond 1900 werden deze toevoegsels afgebroken en de gaten die zo ontstonden werden met Doornikse kalksteen aangevuld.

Het 20ste-eeuwse muurwerk van de latere restauraties hebben hardere en scherpere vormen, met regelmatiger metseltechniek en grotere voegen waardoor alles zeer slecht op de oorspronkelijke constructie hechtte. Geen eeuw later dreigde alles uit mekaar te vallen en werden grote delen afgesloten voor het publiek wegens instortingsgevaar. In 1982 stelde het Gentse stadsbestuur het ingenieursbureau R. Meyns en het architectenbureau A & S aan om het Gravensteen te restaureren. Dit liep echter niet vlot gezien de moeilijke eigendomssituatie. Rond 1900 kochten de Belgische staat en het Gentse stadsbestuur dit kasteel samen aan en dus deelden ze ook de kosten van de restauratie doch met subsidies van het Vlaams Gewest.

Als gevolg van de federalisering van ons land maakte het rijk bij koninklijk besluit van 1 april 1998 zijn deel van het gebouw over aan het Vlaams Gewest. Desondanks bleef de financiering van de noodzakelijke herstelling stroef verlopen. In 2000 droeg de Vlaamse Gemeenschap haar deel gratis over aan  Gent onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de culturele bestemming van het historisch monument bewaard bleef. Hierdoor hoopte men de restauratie sneller te kunnen realiseren waarbij de Vlaamse Gemeenschap 60% betaalt en stad en provincie elk 20% van de werken.

Na dertien jaar restaureren kan de omwalling van het Gravensteen recent eindelijk afgewerkt worden. De Vlaamse regering maakte verleden jaar het nodige geld vrij zodat binnenkort  de aarden weg op de Lieve zoals te zien op bovenstaande recente foto van Jos Tavernier eindelijk weg zal kunnen. Zo kan het water terug tot aan de muren van het kasteel komen, zoals het hoort en te zien was op de Suggkaarten.

Maar liefst 28 jaar is de restauratie van het Gravensteen al aan de gang. Sinds 1985. Maar de meest kritieke fase van de hele operatie, het herstellen van de omwalling rondom het middeleeuwse kasteel, begon pas in 2000. ‘Niets te vroeg, want sommige muren van de omwalling staan echt op instorten’, klonk het toen.

Acht jaar zou het duren om de wallen op te lappen. Maar 13 jaar later stonden de containers er nog steeds. De hele restauratie werd opgedeeld in fasen, waarvoor telkens geld vrijgemaakt moest worden. Dat zorgde  voor vertraging.

Daarna wachten nog drie grote restauratiefases. Binnen moet er nog veel gebeuren. Het stuk meteen rechts na de ingang is sinds het einde van de 19de eeuw niet meer aangepast

Het Gravensteen is reeds jaren de  grootste publiekstrekker in Gent: 293.086 bezoekers in 2013 ten opzichte van 271.427 in 2012. Hopelijk krijgen al die bezoekers, doch ook de huidige Gentenaars, ooit nog eens die burcht terug in volle glorie te zien zoals ze er uitzag in 1913.

Voor de openingsuren en toegangsprijzen verwijs ik naar de website. Gratis voor Gentenaars dus!

© 2014 GENTBLOGT VZW

10 reacties »

  1. Reactie van Frans

    Het is tegenwoordig de “bon ton” om af te geven op de historiserende restauratie van het Gravensteen en die verliep inderdaad volgens de tijdgeest. Toch moet men architect Joseph De Waele niet onderschatten, want hij had wel een grondige kennis van de architectuurgeschiedenis. Zijn aanpak meer dan een eeuw geleden was ongetwijfeld “hedendaags”. Overigens voerde hij toevoegingen uit in een heel andere steensoort: porfier in de plaats van de oorspronkelijke Doornikse kalksteen. Het op oude postkaarten zichtbaar opvallend verschil is met de tand des tijds wel sterk verminderd. Wij mogen De Waele dankbaar zijn om het niet allemaal als een ruïne gelaten te hebben, anders was het misschien helemaal ingestort zoals de Romaanse brouwerij naast de St-Machariuskerk en van de -overigens heerlijke- ruïnes van de St-Baafsabdij kan je niet zeggen dat het een toeristische topper is. We kunnen het eveneens spijtig vinden dat de historische huisjes tegen het Gravensteen gesloopt werden, maar dat hebben wij vandaag nog gedaan met de St-Niklaaskerk.

    • Reactie van jos tavernier

      Inderdaad Frans, sommige gidsen laten niet na te vermelden dat het Gravensteen er nooit zo heeft uitgezien, so what ?

  2. Reactie van Roland

    Laat ons fier zijn op ons Gravensteen en vooral, goed onderhouden zodat het nog lang veel bezoekers mag trekken.
    Alle buitenlandse bezoekers benijden ons dit erfgoed.

  3. Reactie van Jean Marie De Wulf

    Wat is er verkeerd aan een “historiserende” restauratie? Brugge, Notre-Dame te Parijs, Pierrefonds, Oxford, Cambridge, Knossos in Kreta en duizenden andere voorbeelden over heel de wereld zijn historiserend, daar komt de hele wereld naar kijken. De minachting in dat woord lijkt mij een steriele hoogheidswaanzin van kleine betweters. Sorry, Arthur ik viseer u zeker niet, maar wel sommige domme gidsen die onze stad teisteren.

  4. Reactie van BartVG

    Het woord “historiserend” ken ik niet, maar Arthur vermeldt:

    “Bij de reconstructie ging men terug naar het kasteel zoals het er ten tijde van Filips van den Elzas, in de late 12de eeuw, zou hebben uitgezien. Dat de wetenschappelijke bevindingen soms moesten wijken voor de fantasie van de restaurateurs, is typerend voor de toenmalige tijdsgeest.”

    Als men met “historiserend” bedoelt dat men in feite een loopje genomen heeft met de werkelijkheid die men trachtte te reconstrueren, dan vind ik dit persoonlijk wel jammer. Ik zou toch eerder voorstander geweest zijn van een correcte historische replicatie.

    Maar het is uiteraard wel goed dat er überhaupt gerestoreerd is.

  5. Reactie van Arnold

    Een kleine tikfoutrechtzetting. Graaf Boudewijn IV van Vlaanderen regeerde tussen 988 en 1035.
    97 jaar regeren leek me een beetje lang, uitgenomen voor Elizabeth, natuurlijk. ;-)

    • Reactie van Arthur De Decker

      Er bestaan nogal tegenstrijdige gegevens over graaf Boudewijn IV, schoonbaard, de gebaarde of met de baard. Ik baseerde mij op deze vermeld in de brochure “Gravensteen Gent, een burcht voor graven, rechters en werklieden”, een uitgave van 2007 van de Dienst Monumentenzorg, p.3 waar “938-1035″ staat vermeld. Daarmee werd niet geboortejaar en overlijdensjaar bedoeld en duw was dat daar een tijpfout die ik spijtig genoeg over nam. In het boek van Clement Morraye, Gent de stad der 3 keizers, uit 1980, staat echter “987-1036″ als regeerperiode, want zijn vader voorganger overleed in 987. ook over het exacte overlijdensjaar bestaan tegenstrijdige gegevens. Soms wordt 1035 vermeld(zie bvb gedenkplaat bij de Sint-Pietersabdij in deel 27) soms 1036. A.Sanderus was voorzichtig. In Verheerlykt Vlaandre van 1735 schreef hij over onze graaf p. 39:”Hy kwam na eene Regering van 48 jaren omtrent ‘t jaar 1036 te sterven, en wierd in de St-Pieters-Kerk op de Berg Blandin in de kapel van St- Laurens begraven. Zyn zoon Boudewyn, welken hy by Orige, Kunegonde van Luxemburg genaamt, verwekt had, volgde in zyne plaats”. Dus: wanneer Boudewijn IV geboren werd weten wij niet en over de exacte regeerperiode bestaan kleine verschillen naargelang de bron.

  6. Reactie van Dieter

    Knap artikel!

  7. Reactie van Jean

    De vroege restauraties worden gezien en beoordeeld met onze huidige kennis en analyse. Volledig ten onrechte overigens. We mogen inderdaad tevreden zijn dat dit geleid heeft tot het behoud van een weliswaar niet volledig historisch verantwoord gerestaureerd Gravenkasteel. Als we inderdaad rondom ons kijken, in eigen land en overal ter wereld, werd vaak duchtig een loopje genomen met de historische werkelijkheid. Wat belangrijk is, is dat dit vermeld wordt in naslagwerken en door gidsen. Zonder denigrerend te doen. Maar het correct vermelden van (on)juiste historische restauraties wordt vaak (bewust)achterwege gelaten. En dat is niet verantwoord. Meer nog, zelfs in een vrij recent verleden werden nog steeds historische sites op een historisch onverantwoorde wijze gerestaureerd of zelfs volledig herbouwd/nagebouwd/gefantaseerd. En dat kan totaal niet, anders hebben we te maken met een ordinair pretpark.

  8. Reactie van Jean Marie De Wulf

    Jean, in uw laatste twee zinnen, bedoelt ge de afschuwelijke verbouwsels van architect De Block van de noord-west gevel van de Sint Niklaaskerk in Klein Turkije?