Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (32) Lousbergskaai en Visserij
Albert Sugg blijft deze week in dezelfde buurt als vorige week en toont ons postkaarten van het Visserijkanaal aan Heirnis en Macharius. Jos Tavernier toont hoe dat er nu uit ziet en Arthur De Decker geeft commentaar. De vorige afleveringen zijn consulteerbaar in het archief.
Deze Suggkaart in 1900 verstuurd door Lolo uit Gent naar Monsieur A. Verbessem in Schaerbeek toont ons een op zijn mooist uitgedost gezin op wandel langs het Visserijkanaal. De fotograaf (Edmond Sacré?) stond aan de voet van de Lousbergbrug met links de toen nog jonge wijk Heirnis en achteraan om de hoek het Visserijsas.
Reeds in de 14de eeuw was er sprake van Visscherie, een plaatsnaam die wellicht verwijst naar een visvijver waarvan de Sint-Baafsabdij de visrechten had. Het kanaal werd gegraven om een betere scheepvaartverbinding te krijgen met de Sassevaart. Tussen de samenvloeiing met de Leie (aan het zwembad Van Eyck) en de Keizerpoort was de Nederschelde daar nooit meer dan een bochtig ondiep water. Toen het Oostenrijks bewind de verbinding tussen de zee en het hinterland wilde verbeteren groef men daar in 1752 een nieuw, parallel tracé.
De uitbouw van dit industriekanaal had tot doel om komend van Antwerpen, de omweg via de natuurlijke Scheldearm te verkorten. Dit kanaal werd in 1828 via de Pauwvaart door een sas verbonden met het Handelsdok. Schepen die van de Zeeschelde kwamen, hadden dus rechtstreeks verbinding met de Sassevaart zonder door Gent te moeten, via een kanaal aangepast aan de toenemende tonnenmaat en niet gehinderd door de vele bruggen.
De Visserij vertrok vanuit de westelijke gracht van het Spanjaardenkasteel (nu Sint-Macharius). Op het langgerekte eiland tussen de oude Schelde en de nieuwe Visserij ontstond reeds voor 1800 een kleine industriezone met o.a. papierfabrieken, een tabaksfabriek, een fabriek van loodwit en een houtzagerij. Deze bedrijven haalden hun drijfkracht uit watermolens die gebruik maakten van het niveauverschil tussen de twee waterlopen. Men groef daarvoor een geul met val tussen de Visserij en de Nederschelde en verkreeg daardoor voldoende verval om een molenrad in werking te stellen.
Omwille van hun gedruis noemde men de Visserij ook het Rommelwater. Deze watermolens werden versterkt door windmolens ten einde een optimaal rendement te verzekeren. In 1829 waren er aan de Visserij minstens drie. Aan de watermolens langs de Visserij kwam een einde door het invoeren van stoomdrijfkracht en ook de drie windmolens verdwenen uit het straatbeeld. Toen de Gentse havenactiviteit naar het noorden van de stad verschoof werd de Visserij meer en meer een residentiële buurt.
De oostelijke oever, links op de foto, maakte tot 1860 deel uit van de stadsversterking. De volgende jaren bouwde men er een kaai die de naam kreeg van Ferdinand Lousbergs (1799-1859). Deze was een rijke katoenfabrikant die een belangrijk legaat naliet om een tehuis te stichten voor bejaarde en invalide katoen- en vlasbewerkers, waarover straks meer. De nog grotendeels onbebouwde Heirnismeersen tussen Lousbergskaai en de ringspoorweg werden tussen 1881 en 1886 verkaveld. Men noemde de nieuwe straten naar vissoorten die de loze vissers ooit in de Visserij aangetroffen hadden. Men vindt er forel, karpersnoek, zalm en tarbot. In 1896 werd de wijk bevorderd tot de parochie van Sint-Antonius van Padua – een socialistisch gemeenteraadslid maakte er ooit “Sin-Antonius van Papoea†van.
In 1908 werden de aarden bermen langs het kanaal vervangen door een gemetste kaaimuur.
Rond 1960 werd het Visserijkanaal enorm druk bevaren. Zo’n 20.000 schepen vaarden jaarlijks onder de Visserijkom- en Lousbergbrug. Die bruggen moesten gemiddeld 38 maal per dag voor de scheepvaart worden opengedraaid en dus voor het autoverkeer gesloten! Door de bouw van het Keizerviaduct in 1971 aan de Vlaamsekaai, waarover sprake in het vorige deel, kon de Visserijkombrug (die oorspronkelijk dateerde van 1831, maar die werd vernieuwd in 1837, 1886, 1930 en laatst in 1947) worden afgeschaft en verdween daar de opstopping. Door het graven van de Ringvaart verdween de vrachtscheepvaart langs de Visserij bijna volledig.
Zoals te zien op deze recente foto van Jos Tavernier liggen er tegenwoordig veel woonboten langs de Visserij. In een van die omgebouwde binnenschepen zat van 2002 tot 2010 ook het ontwerpteam voor duurzame architectuur en stedenbouw EVR.
Links zien we boven de bomen een nieuwbouw die werd opgetrokken op de terreinen waar ooit drukkerij Het Volk was gevestigd. In 1934 kocht Het Volk de oude weverij Colonia in de Forelstraat. Stilaan palmde dit bedrijf de hele hoek met de Lousbergskaai in. In 1994 werd het volledige complex aangekocht door de VUM (nu Corelio). In 1997 zat daar de redactie van De Gentenaar. Er kwam meer samenwerking tussen de kranten Het Volk en Het Nieuwsblad, eerst voor de regionale berichtgeving later ook nationaal.
In 2001 werden de redacties van beide kranten samengesmolten. Alleen de voorpagina van de krant, het commentaarstuk en enkele kleinere rubrieken waren nog anders. Het aparte commentaarstuk van Het Volk verdween in 2007 om dan vanaf 5 mei 2008 volledig te verdwijnen en nog enkel te verschijnen onder de naam De Gentenaar. Vlaanderen was weer een krant armer. Deze verarming blijft echter verder gaan gezien ook de Corelio groep recent samenwerkingsverbanden sloot met de Gazet van Antwerpen en Het Belang van Limburg.
Deze concentratie vormt zeker een bedreiging van de grondwettelijk vastgelegde persvrijheid.
Na het verdwijnen van drukkerij Het Volk werden de bedrijfsgebouwen afgebroken en verschenen er nieuwe appartementen gebouwd op de hoek Forelstraat, Ferdinand Lousbergskaai. De stad nam de gronden achter het Woonproject Het Volk over en kon zo het Ferdinand Lousbergspark verdubbelen in oppervlakte. Het stadsontwikkelingsbedrijf verkocht in de loop van 2006 16 stukjes van het terrein als tuinuitbreiding aan de omwonenden in de Karperstraat en Tarbotstraat.
Deze Suggkaart werd verstuurd in 1909 en toont ons het oorspronkelijke Lousbergsgesticht zoals het er uit zag voor het bouwen van de kaaimuren in 1908 en voor het in 1911-1912 werd uitgebreid en verminkt door architect Oscar Van de Voorde (1871-1938, de hoofdarchitect van de Gentse Wereldtentoonstelling).
Ferdinand Lousbergs (1799-1859), naar wie dit gesticht werd genoemd, richtte in 1823 een katoenspinnerij op in het voormalige klooster van de Kapucinessen aan de Reep. Kort daarop kon hij die uitbreiden met het aanpalende tabaksfabriek. Hij stierf in 1859, 60 jaar oud. Het bedrijf stelde toen 1.500 man tewerk. Hij was naar verluidt een typisch voorbeeld van de welmenende paternalistische patron. Omdat de industrieel geen kinderen had, ging zijn fabriek naar de aangetrouwde familie de Hemptinne. In zijn testament schonk Lousbergs aan de Commissie der Burgerlijke Godshuizen (een voorloper van het OCMW) een terrein van 1,3 ha langs de Visserij plus de som van 400.000 frank om er een tehuis voor gebrekkige en bejaarde katoenarbeiders opterichten, de grootste gift die Gent ooit kreeg.
Het Lousbergsgesticht werd tussen 1862 en 1866 gebouwd op de gronden van een gesloopt bastion, het zgn. Bosschaerts-bollewerck. Dit driehoekig bastion is nog herkenbaar in de vorm van het perceel waarop het gesticht werd opgericht. De architect was Adolphe Pauli (1820-1897) (ook de man van het Instituut van de wetenschappen, het Bijlokehospitaal en het Guislaininstituut waarover eerder sprake) die er een middeleeuws paleis met veel Romaanse herinneringen van maakte.
Het werd in die tijd als volgt geprezen:
Iedereen kent uitwendig den sierlijken bouw die de Visscherij zoo zeer verfraait, maar zij, die binnen het gesticht geweest zijn, spreken met den meesten lof over de verdeeling der plaetsen en de pracht die er ten koste gelegd is. Onze verminkte fabriekswerkers, zullen dan een wezenlijk paleis bewonen.
Er was aanvankelijk plaats voor 40 bejaarden en dit verdubbelde in de loop der jaren. Kort voor de eerste wereldoorlog werd het gesticht links en rechts uitgebreid met 2 vleugels tot een oudemannenhuis voor een 200 bewoners. Toen werd ook de kapelgevel “vereenvoudigd†door de 3 torenspitsen te verwijderen. In 1915 eiste de Duitse bezetter het complex op. De bejaarden werden geëvacueerd naar het klooster van Drongen en naar het Van Caeneghemgesticht. In hun plaats brachten de Duitsers er de Gentse prostituees met venerische ziekten samen die een bedreiging konden vormen voor de Duitse soldaten. In 1918 waren er dat maar liefst 1.020!
Na de oorlog deed het gebouw opnieuw dienst als rusthuis voor bejaarde mannen en later ook voor vrouwen. In 1936 verknoeide een restauratie grotendeels het tympaan met fresco van kunstschilder Theodoor Canneel (1817-1892) boven de ingangsdeur van de kapel. Dit werd later vervangen door een mozaïek met dezelfde voorstelling.
Sinds 1966 onderding het complex regelmatig nog aanpassingswerken. De meest “markante†betreft de vervanging van het portaal door een glazen voorhangwand in 1979. Deze fundamentele aanpassing door architect Francis Serck van Pauli’s bouwplan oogste veel kritiek. Er werd op 5 april 1979 zelfs een pro justitia opgesteld door een ambtenaar van de stad Gent daar de afbraak van de neo-romaanse hoofdingang met het grote roosvenster werd uitgevoerd zonder geldige vergunning. Deze was namelijk reeds vervallen sedert 2 augustus 1977!
Desondanks werd de afbraak verder gezet want volgens de architect “gaat de mens voor de façadeâ€. Door deze werken wilde men de relatie tussen het tehuis en de straat tot stand brengen en werd het nieuwe voorportaal als een grote serre uitgedacht. Alhoewel voorzien was dat de voornoemde mozaïek zou worden gespaard werd hij toch vernietigd. De kosten daarvan bedroegen 6 miljoen frank. Het mocht echter allemaal niet baten. Het gebouw voldeed niet meer aan de nieuwe veiligheidsnormen en kreeg een negatief brandweerrapport.
De laatste bejaarden verlieten het tehuis begin 1998 en werden overgebracht naar een nieuw tehuis “De Vijvers†in de Walstraat 1 te Gentbrugge.
Het OCMW-tehuis Lousbergs werd in 1999 verkocht voor 75 miljoen frank aan de projectontwikkelaars Lofting Group en Condominium II die het voor 200 miljoen frank renoveerden onder leiding van de Restyling Group met als voornaamste architecte Christa Lievens (°1953). Het resultaat ziet u op bovenstaande recente foto van Jos Tavernier.
Tehuis Lousbergs veranderde van naam in Lousberg Park en is nu een combinatie van 17 kantoren op het gelijkvloers en 40 woningen (lofts) op een eerste en tweede verdieping. Het is nog steeds geen beschermd monument. De stad kocht voor 30 miljoen frank het terrein achter het Lousbergs van het OCMW om er een buurtparkje in te richten dat in 2011 feestelijk werd geopend. Daar vindt je ook het nieuwe buurt- en jeugdcentrum met Louisa-zaal voor de wijk Macharius-Heirnis-Scheldeoord met ingang langs de Tarbotstraat 61A-D. De kostprijs van deze werken bedroeg 3,5 miljoen euro.
Wist je dat er nu ook een Lousberg-bier op gist bestaat?
Hier toont de Suggkaart het noordelijk deel van de Visserij gezien vanaf de Slachthuisbrug, ook wel Gandabrug geheten. Rechts is er de met platanen beplante Visserij. Links de Lousbergskaai. Gans achteraan ziet men ook de Lousbergsbrug.
De Visserij werd in 1832 vanaf “Tussen ’t Pas†tot de saskom aan de Keizerpoort opnieuw gegraven, aangepast aan de steeds stijgende tonnenmaat van de schepen.
Deze Suggkaart toont ons links de Visserij en rechts de Lousbergskaai en de kerk van Macharius. Toen waren er nog geen kaaimuren. De fotograaf bevond zich op de in 1901 naast de metalen draaiende Lousbergwegbrug (1886) aangelegde voetgangersbrug.
Zij was een van de eerste soortgelijke bruggen in Europa: ze was gemaakt in ijzer-beton, stelsel Hennebique, was 33 m lang en 2,5 meter breed en had op de beide oevers een schuinse aanloophelling. Er was voor de schepen een vrije hoogte van 4,26 m en een breedte van 8,4 m. Toch noemt Sugg dit een “Brugjeâ€â€¦
De eerste brug hier over de Visserij werd geplaatst in 1856 naar aanleiding van de aanleg van de spoorlijn die het Zuidstation met het pakhuis aan de Dampoort (zie deel 24) moest verbinden. Het was één van de drie bruggen in gegoten ijzer die toen door aannemer De Beer werd gebouwd. Over deze bruggen schrijft J.J. Steyaert het volgende:
Aen haer einde (hij heeft het over de Twee Bruggenstraat) over de Schelde, ligt eene merkwaerdige ijzeren draeibrug, welke twee wegen bevat: één voor de overtogt van den koopwarentrein, en daernevens een voor persoonen, om de gemeenschap tusschen de Arteveldeplaets met de Visscherij te bevorderen. Regtover deze brug (de Nieuwebosbrug dus) ligt eene andere, ook draaiende ijzeren brug, welke van de Visscherij over de vaert van dezen naam geleidt naer den auden stadswal. Over dzelfde grond loopen de ijzeren sporen voort door het voormalige Spanjaerdenkasteel tot bij de Dampoort; hier ligt de derden ijzeren brug van de verbindingsweg over de vaert en geleidt denzelven langs het Dok tot den Entrepot.
Na de afschaffing van deze goederenspoorlijn werd op dat tracé de Kasteelllaan aangelegd en werd de brug in 1874 aangepast. De brug stortte in 1885 in en werd voorlopig vervangen door een voetgangersbrug met vrije hoogte van 4 m die aan beide kanten voorzien was van houten trappen, in 1886 gevolgd door een nieuwe draaibrug. Deze werd in 1900 36 tot 69 maal per dag opengedraaid!
Daarom werd daarnaast in 1901 de voornoemde voetgangersbrug gelegd. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog was dit één van de 40 bruggen die in Gent werden opgeblazen om het de Duitsers moeilijk te maken. Deze ongenode bezoekers bouwden onmiddellijk een noodbrug voor voetgangers die van 1940 tot 1955 in gebruik bleef! Toen pas kwam er een nieuwe hefbrug in beweging gebracht door vier heftorens op de uiteinden van de peilers.
Vanaf 1956 reed er een tram over. In 1957 kwam er de huidige boogvormige voetbrug waarvan de vrije hoogte 5,72 m bedraagt met toegang zowel per trap als door een hellend vlak voor fietsers.
Uiterst links zien we nog een stukje van de sradsstoomgraanmolen. Deze werd in 1836 gebouwd door architect Van de Capelle, in opdracht van de Banque de Bruxelles. Het gebouw telde zes bouwlagen en was 70 meter lang. De molen werd in 1856 rechtstreeks aangesloten op de spoorlijn tussen het Zuidstation en het Handeldok. De molen bevatte 15 paar molenstenen voor graan, drie paar molenstenen om zemelen te pletten en rijst te pellen, de nieuwste apparatuur voor het builen van meel, een stoommachine van 70 pk en 3 stoomketels. De stad leasde de molen en verkocht deze in 1857 door aan een privé-eigenaar. Er is van dit belangrijk industrieel complex niets bewaard gebleven.
Rechts ,“onder†de toren van de Machariuskerk, zien we een glimp van het oudste buitenhuis van de Visserij: het sierlijke empiregebouwtje in het sedert 1949 openbare Konigin Astridpark, bekend onder de naam Villa De Groote. Het was ooit het buitenverblijf van de koopman Judocus Blanckaert (1762-1843) en werd gebouwd in 1793 door architect Jean-Baptiste Pisson (1763-1818). Het interieur van dit gebouwtje is uniek.
De rotonde met koepel is volledig beschilderd in zgn. trompe-l’œuil en voorzien van een kostbaar parket. In de kelder zijn alle wanden bekleed met majolica-tegels met vrouwenfiguren in klassieke gewaden, die de vier seizoenen symboliseren en huiselijke taferelen uitbeelden. Deze villa werd in 1949 een politiebureau, daarna het bureau voor de stedelijke dienst Sport en Recreatie en later ook nog de Cooödinatiedienst en huisvest sedert 1995 de Groendienst. Het werd samen met het aanpalend park in 1990 beschermd als monument en stadsgezicht. In het park werd in 1960 tussen twee zuilen afkomstig van het gebouw van Dutry-Colson (Veldstraat) een bronzen beeld van koningin Astrid opgesteld, naar ontwerp van Jos de Decker (1912- 2000).
Wie meer wil weten over de geschiedenis van de Machariuswijk, rechts op deze recente foto van Jos Tavernier, raden wij de publicaties aan die werden uitgegeven door de Buren van de Abdij.
© 2013 GENTBLOGT VZW
Of destijds draaiden ze die bruggen tot 3 keer per UUR open om de vele boten door te laten. Vandaag gaan de meeste draaibruggen in het centrum misschien nog 3 keer per JAAR open…
Als we naar school gingen en te laat waren was de klassieke uitleg: “Ik stond voor de open brug”.