Albert Sugg en de Belle Epoque in Gent: Série 1 (65) Vrijdagmarkt

vrijdag 18 juli 2014 17u37 | Arthur De Decker (tekst), Jos Tavernier (beeld) | 4 reacties
Trefwoorden: , , , .

In deze wekelijkse reeks worden alle  363 genummerde  postkaarten uit de Serie 1 van  handelaar Albert Sugg systematisch besproken. De Vrijdagmarkt is één van de oudste pleinen in  Gent en speelde een grote rol in de geschiedenis van de stad. Dus mocht dit plein zeker niet ontbreken in deze Serie 1 van Albert Sugg. Jos Tavernier fotografeerde de zichten nu en Arthur De Decker geeft de nodige achtergrond informatie.

 

Serie 1 nr. 112 Het Groot Kanon “Dulle Griet”. Artillerie van de Bourgondische hertogen (1450), te Gent sedert 1578

Serie 1 nr. 112 Het Groot Kanon “Dulle Griet”. Artillerie van de Bourgondische hertogen (1450), te Gent sedert 1578

Deze Suggkaart werd verstuurd in 1902 en toont ons het Grootkanonplein ten westen van de Vrijdagmarkt met op de achtergrond een stukje Kraanlei langs de Leie met de ingang van het Oud Kinderen Alijnshospitaal dat 60 jaar later het museum voor volkskunde werd (zie deel 49). Rechts staat een jongen nonchalant te poseren aan de typische Belle Epoque reclamezuil die tevens een openbaar urinoir was.

Het Grootkanonplein werd genoemd naar de rustplaats van de “Dulle Griet” waarover het bijschrift op de postkaart enige relevante informatie geeft.  Uit recent historisch, technische en archeologisch onderzoek, onder leiding van Marc Beyaert, blijkt deze informatie bij benadering te kloppen. (zie: Handelingen MGOG, 1999, p.3-59). Het  kanon werd ergens tussen 1430 en 1448 vervaardigd, is 5,31m lang, heeft  een gewicht van 12.250 kg en schoot amper 3 keren stenen  projectielen kaliber 60 cm die bijna 300 kg wogen ca. 1.800 m ver. Deze indrukwekkende massa werd volledig uitgevoerd in smeedijzer en werd samengehouden door aan elkaar gewelde duigen en er rond gesmede hoepels.

Deze bombarde is de grootste van de 13 grote middeleeuwse vuurmonden van Europese makelij die vandaag nog bewaard zijn. Het moet voor de Gentenaars een zware onderneming geweest zijn om de logge Dulle Griet in 1452 van op het Scheldeniveau tot op de Edelareberg te sleuren om er de stad Oudenaarde mee te beschieten! Een aanval in de rug door de Bourgondische legers maakte dat de Gentenaars op de vlucht sloegen en hun zwaar geschut dienden achter te laten. Naderhand vond het groot kanon een onderkomen in de Oudenaardse Lakenhalle.

Volgens J. J. Steyaert in 1857 kwam het als volgt terug in Gent terecht:

Tijdens de religie-troebelen der 16de eeuw werd dit kanon, door die van Oudenarde, sedert meer dan een eeuw, als zegeteeken bewaerd, door den Gentschen kapitein Rockelfing, den 25 February 1578, weder gewonnen, en met een schip langs de Schelde naer Gent gebragt; alwaer het den 8 Maert aen de kaei van ’t Kuipgat  (rechtover het oude Gerechtshof) ontscheept werd. Den 15 september daerna plaatste men het hier op den oever der Lei op houten schragen, welke verscheidene malen vernieuwd werden, tot dat men, in 1783, het kanon op dry, rond uitgekapte arduinsteenen plaetste, waerop het thans nog rust.

Naar verluidt had de opstelling door het calvinistisch stadsbestuur in 1578 een sterk symbolische betekenis. Daar waar de kanonnen van het Spanjaardenkasteel van Keizer Karel bestendig op het hart van de stad waren gericht, is de loop van Dulle Griet op de Vrijdagmarkt gericht als afschrikking voor al wie de gemeentelijke vrijheden, die in het groot verleden van de markt besloten lagen, zou durven krenken.

Het kanon is ook gekend onder de naam “Rooden Duivel”, wat niets met ons roemrijke nationale elftal te maken heeft maar wel met de kleur waarin het geverfd was om indruk te maken op de tegenstander. De benaming “Dulle Griet” is te verklaren zoals het gelijknamige schilderij van Pieter Bruegel de oude: het is een toornige vrouw die zo stoutmoedig is, dat zij durft te roven tot vóór de poorten van de hel, een verpersoonlijking van het kwade, de woede, de oorlog, de vernieling. Pas later groeide het uit tot een symbool van vergane glorie en nationale trots.

Boven de vuurmond, rond het zundgat (waar het vuur aan de lading buskruit wordt gestoken), draagt het “Groot Kanon” de wapens van Bourgondië, een Sint-Andrieskruis en de vuurslagen en draagt aldus de persoonlijke handtekening van Filips de Goede. Andreas was de beschermheilige van het Bourgondische huis en ook van de Orde van het Gulden Vlies, gesticht in 1430.

De aanleg van de ondergrondse parkeergarage legde hier de fundamenten bloot van een aanlegplaats aan de Vrijdagmarkt ten tijde van de Middeleeuwen, wat wijst op een insteekdok komende van  de Leie op de plaats waar nu het kanon staat. Toen brouwerij Wannekin zich hier vestigde heette deze plaats de Wannekinsaard. Vanaf 1812 veranderde de naam in “Bij ‘t Groot Kanon”. Eind 19de eeuw vond op deze locatie de markt voor planten en zaden plaats.

Eerder kon u over het kanon ook al lezen op Gentblogt.

112 groot kanon

Het Groot kanon en zijn 18de-eeuwse natuurstenen sokkel is sedert 1943 beschermd als monument en werd in 1999 gerestaureerd voor 916.928 Bfr. Zoals uit deze recente foto van Jos Tavernier blijkt, kreeg het kanon toen een historisch verantwoorde rode roestwerende loodmenieverflaag. De doorzichtige plastiek overkapping van de vuurmond voorkwam niet dat Garfield toch in het kanon geraakte…Het projectiel dat voor de vuurmond werd neergelegd is vervaardigd uit 2 blokken Doornikse steen. Deze twee blokken zijn daarna onderling verlijmd en hieruit is dan in 1999 het projectiel gehouwen. Dit is  uiteraard niet conform de middeleeuwse denk- en werkwijze.

In 2000 meende het Oudenaardse gemeenteraadslid Giovanni Van Cauwenberghe (VLD) dat de Dulle Griet thuishoorde op de Grote Markt van Oudenaarde en niet op het Gentse Grootkanonplein. Hij was van oordeel dat daar er nergens sprake was van verkoop of officiële schenking van de bombarde aan Gent de Dulle Griet nog steeds eigendom is van Oudenaarde, want het betrof oorlogsbuit na de smadelijke aftocht van de Gentenaars in 1452. Maar dat was buiten de Stroppendragersgilde en de Dekenij Vrijdagmarkt gerekend die prompt 878 handtekeningen verzamelden van Gentenaars die zegden nooit te zullen aanvaarden dat het Groot Kanon aan Oudenaarde zou worden afgestaan. Gentse politici beklommen de barricades en beweerden een Dulle Griet te zijn. Toenmalig SP-schepen Daniël Termont  zag ook al een gelijkenis tussen zichzelf en het Groot Kanon. Daar kon het kleine Oudenaarde niet tegen op  en de boude eis werd ingetrokken.

Momenteel zijn er grote werken aan de gang aan de zuidwestzijde van de Vrijdagmarkt, in het bouwblok  palend aan het Grootkanonplein, tussen Langemunt en Onderstraat, naar plannen van de architecten Bontinck en Japers & Eyers die de KBC-toren uitdacht. Het betreft een groot winkelproject inclusief woonproject Dulle Griet Garden met 130 onderdrondse garageboxen die in verbinding zullen staan met de parkeergarage Vrijdagmarkt. De eerste van de 46 appartementen zouden nog dit jaar  klaar zijn evenals de 12 winkels op een oppervlakte van 11.622 m² waarin o.a. de Britse kledingketens Primark (4.500 m²) en H&M evenals de speelgoedzaak Bart Smit zullen zitten. Zie vroeger op Gentblogt en op Arcihtectura.be.

Hiertegen was er van in het begin fors verzet, ook op Gentblogt (Media Markt / Saturn op vrijdagsmarkt, Infovergadering bouwplannen Vrijdagsmarkt), Skyscrapercity en De Standaard. Ook de gebruikelijke instortingen waren van de partij.

Serie 1 nr. 130 De Vrijdagmarkt en het monument van Jacob Van Artevelde, vermoord op 24 juli 1345 (de Vigne Quyo)

Serie 1 nr. 130 De Vrijdagmarkt en het monument van Jacob Van Artevelde, vermoord op 24 juli 1345 (de Vigne Quyo)

Deze Suggkaart werd verstuurd in 1906 en toont ons het standbeeld van Jacob van Artevelde, waarover straks meer details. Daarachter zien we een deel van de NO-zijde van de Vrijdagmarkt vóór het doortrekken van de Baudelostraat naar de Ottogracht en vóór de bouw van de huizen van bouwmeester en speculant J.G. Semey (1864-1935) in die straat. Deze foto moet  van kort voor 1900 dateren toen de ganse achterliggende wijk (150 huizen) rond de Wulfsteeg tegen de vlakte ging. De Potter schreef op het einde van de 19de eeuw daarover:

In stade der van licht en lucht beroofde stegen, zullen nu brede, openluchtige straten geen broeinesten meer zijn, gelijk vroeger, van ziekten, en geen kortstondige wijkplaatsen van vagebonden, weergekeerd of weldra op weg naar het bedelaarsgesticht te Hoogstraten.

In het begin van de 20ste eeuw kocht architect Semey als investering de interessantste loten van de nieuwe verkaveling langs de Baudelostraat, die dwars door deze oude arbeiderswijk werd aangelegd. Net als bij de aanleg van de Belfortstraat bouwde Semey ook hier woningen van eigen makelij aan de van op de Vrijdagmarkt goed zichtbare zijde. Zij vormden zo een blikvanger om potentiële kopers of huurders aan te trekken. Deze prachtige homogene eclectische gevelrij is een voorbeeld in zijn soort uit La Belle Epoque, maar is merkwaardig genoeg nog steeds niet beschermd als monument.

De Vrijdagmarkt is nu ongeveer 1 ha. groot. Voor de bouw van de ondergrondse parkeergarage daar, ontdekten de archeologen dat de Vrijdagmarkt niet altijd een plein is geweest. Over het hele terrein vonden ze resten van intense bewoning. Wanneer deze huizen gesloopt werden, is niet bekend. Gebeurde het omstreeks 1200 of pas 100 jaar later?

We hebben er ook het raden naar waarom de Gentenaars op een bepaald ogenblik beslisten zo’n groot terrein vrij te maken. Wilden ze over een grote markt beschikken of voelden ze nood aan een plaats waar ze allemaal konden samenkomen? De Vrijdagmarkt vervulde beide functies eeuwenlang. Er werd steeds markt gehouden, aanvankelijk alleen op vrijdag, zoals de naam zelf zegt, maar op die markt kwamen de Gentenaars ook samen voor andere belangrijke gebeurtenissen. De Gentenaars organiseerden hier de blijde inkomsten van de graven van Vlaanderen; het was hun forum en ze hielden hier steekspelen. De markt was ook het toneel van terechtstellingen en afrekeningen. Berucht zijn de bloedige veldslagen tussen de wevers en de volders (o.a. “Quaeden Maendach” 2 mei 1345 en  “Goeden Dicendach” 13 januari 1349, telkens met honderden doden). De voor vadermoord veroordeelde Van Butsele uit Etikhove was de laatste die er in 1822 werd onthoofd door de guillotine.

Vanaf 1874 reed er een paardentram over de zuidwestkant van de Vrijdagmarkt op de lijn tussen Langemunt en Sint-Jacobs. In 1899 werd deze lijn vervangen door accutrams en vanaf 1904 door trolleytrams. Tot 1907 was er aldus een dubbele tramijn door de smalle Langemunt! Vanaf 1907 werd het traject over de Vrijdagmarkt en in de Langemunt nog enkel in de richting van de Korenmarkt gereden. De andere richting liep langs de in 1900 pas geopende Borluutstraat, nu Belfortstraat. Nadat deze tramlijnen werden vervangen door bussen werd de Vrijdagmarkt een busstation.

130 a

De huidige Vrijdagmarkt gezien door de lens van Jos Tavernier. In de jaren rond 1960 stond het hier nog vol met wagens en bussen (zie Vrijdagmarkt op Gent, De Kuip). De wekelijkse markt vond plaats op de parkeerruimte. In 1981 werd onder de Vrijdagmarkt de eerste ondergrondse parking aangelegd waarvan rechts op de foto het toegangsgebouw. Het standbeeld van Jacob van Artevelde werd centraal op de Vrijdagmarkt teruggeplaatst. Het plein werd omzoomd door eiken. Na al deze ingrepen hervond de Vrijdagmarkt zijn bestemming als ontmoetingsruimte en tijdens de Gentse Feesten als kermisplein. Aansluitend werd ook de Langemunt verkeersvrij gemaakt.

Rechts op de foto ziet u een gebouw met een decoratieve halsgevel, bekroond met een driehoekig fronton. Dit is het in 2000 gerestaureerde Lakenmetershuis en heeft een apart verhaal. Het werd in  1772 gebouwd naar de plannen van bouwmeester Bernard de Wilde, op de plaats waar voorheen het middeleeuwse steen “De Wulf” stond, waarin oorspronkelijk de corduwaniers of lederbewerkers vergaderden. In 1651 werd dit steen de officiële meetplaats van het lijnwaad. Aan een ander gebouw op de Vrijdagmarkt, het Toreken, waarover straks meer, hangt overigens nog altijd de zogenaamde lijnwaadring, een ijzeren ring waarin linnen van minderwaardige kwaliteit enkele dagen werd gehangen als publieke blaam voor de oneerlijke maker en handelaar.

Sinds 1652 is de stad Gent ononderbroken eigenaar van het pand. In de 19de eeuw werd het Lakenmetershuis een tijdlang gebruikt als soldatenpost. Er was daar van 1810 tot 1850 een bisschoppelijke zondagschool . In 1868 werd het pand ingericht als “volksboekerij van het Willemsfonds”. In 1902 werd het gelijkvloers ingenomen door een cabaret. De grote zalen en het gelijkvloers worden ook nu nog gebruikt voor socio-culturele activiteiten zoals het “Spelleke van drei kluiten” van Pierke Pierlala tijdens de Gentse Feesten. In 1902, dus juist na de Suggfoto, hadden de laatste ingrijpende verbouwingen plaats. Nadien volgden wel nog kleinere ingrepen, zo werden de kelderzaal, het bijhorend sanitair en de keuken volledig heringericht. In 2001 werd er 150 jaar Willemsfonds gevierd. De stad Gent heeft dit pand vandaag nog in bezit. Het Willemfonds is er nog steeds gevestigd.

De Vrijdagmarkt is uiteraard reeds bij herhaling op andere vlakken op Gentblogt aan bod gekomen: zie onder meer de foto van de dag van 26 juni 2005, Links-rechts en Christo.

Serie 1 nr. 131 “Collatie Zolder”, Huis van de wevers (XVde eeuw)

Serie 1 nr. 131 “Collatie Zolder”, Huis van de wevers (XVde eeuw)

Op deze Suggkaart, verstuurd in 1903, ziet u de hoek van de Vrijdagmarkt en de Kammerstraat met op de achtergrond de torenspits van Sint-Jacobs (zie deel 3). Als oudste gebouw van de Vrijdagmarkt kan het “Toreken” een beeld oproepen, zoals het er in de middeleeuwen moet hebben uitgezien. Het Toreken was eertijds het gildehuis van de huidevetters en dus niet van de wevers zoals de Suggkaart ten onrechte beweert. Het dateert uit de tweede helft van de vijftiende eeuw en werd opgetrokken in gotische stijl met een trapgevel in de Kammerstraat en een traptorentje als herkenningspunt.

De ronde spietoren, die eerder voor het prestige dan om praktische redenen werd toegevoegd, heeft een klein platform op halve hoogte. Daarop rijst een dunner gedeelte op, dat bekroond wordt door middel van een achthoekige uitkijkpost. In 1540 maakte keizer Karel een einde aan de macht van de gilden. Het Toreken werd eigendom van particulieren die het regelmatig opnieuw indeelden en verbouwden. In 1883 kwam het in handen van de stad Gent die het verhuurde aan particulieren. Ten tijde van de Suggkaart was er de “taverne démocratique Het Toreken” gevestigd, met “consommations de premier choix”, zoals trippel, dobbel, zuiver graanjenever, rolmops, kaas, sardienen, enz.

Volgens de Suggkaart is dit gebouw  de “ Collacie zolder”. Dit berust op een kwakkel ontsproten uit de fantasie van Ridder Charles-Louis Diercx die in 1814  beweerde dat de zolder van dit gildehuis de vergaderplaats was van de vertegenwoordigers der gemeente of collatie, die door Karel V in 1540  grotendeels werd afgeschaft. Dit werd nadien klakkeloos overgenomen door historici als Steyaert, Kervyn de Volksaerdebeke, Voisin, Siret doch nadien overtuigend weerlegd door hun collega’s als Frans De Potter, Vanden Bemden, Van Duyse, Prosper Claeys, enz.

Vanwaar komen de woorden collatie en collationeren? Collationeren is de vergelijking van een afschrift met het oorspronkelijke stuk. In bestuurszaken is het onderzoeken of de voorstellen goede of slechte gevolgen zouden hebben. De personen die met dat onderzoek belast waren noemde men de leden van de Collatie. Deze Gentse instelling werd in 1293 door de graaf ingesteld en werd beschouwd als één van de belangrijkste privilegiën. De Collatieleden werden beschouwd als de echte vertegenwoordigers der gemeente die moesten geraadpleegd worden door de schepenen van Gent vooraleer deze enige belasting voor de stad of de vorst mochten heffen of een andere voor de gemeente belangrijke beslissing mocht nemen.

De Collatie bleef bestaan tot 1794 en werd dan door de Fransen vervangen door 42 notabele poorters “door ’s vorsten creaturen gekozen”  die vergaderden op het stadhuis. De Collatie heeft nooit in het Toreken vergaderd. Toen het college het gebouw kocht in 1883 waren ze nog in de waan dat de aankoop van deze ruïne verantwoord was daar dit een getuige was van ons politiek en democratisch verleden. Het is dus dankzij een historische vergissing dat het Torentje werd aangekocht en uiteindelijk gered van de ondergang.

131 Het Toreken

Vergelijkt men de postkaart van  begin 1900 met de recente foto van Jos Tavernier hierboven dan vallen vooral  de nieuwe dakkapelletjes en het lantaarntorentje op. Dit stemt overeen met het origineel van 1483.

Het gebouw werd wettelijk beschermd als monument op 13 oktober 1943. Tussen beide wereldoorlogen was er een matrassenfabriek ondergebracht. Vanaf de Tweede Wereldoorlog stond het gebouw leeg, wat het verval sterk heeft beïnvloed. Voor vele jaren zat het gebouw verborgen achter reclameborden. Na een grondig vooronderzoek werd het gebouw tussen 1978 en 1983 gerestaureerd naar ontwerp van Jan Van den Bogaerde en Ro Berteloot. De restauratie, waarbij een aantal nieuwe technieken werden toegepast en 120 miljoen frank kostte, gold als voorbeeld voor vele latere restauraties in de stad.

Aan het “Toreken” hangt vandaag opnieuw de originele marktklok uit 1511 (de oudst bewaard gebleven klok van de stad, die de aanvang van de markt aankondigde) en de reeds hoger vermelde ring (in feite ijzeren leuning rondom het torentje) die fungeerde als schandpaal en waaraan afgekeurde lakens werden gehangen. Helemaal bovenaan torent in de plaats van een windhaan de meermin Melusine met haar spiegel.

In het gerestaureerde Toreken kwam er in 1986 eerst een bankinstelling (toen nog Kredietbank, KB) en is sinds 2003 het Poëziecentrum van Gent gevestigd met een documentatiecentrum over poëzie, bibliotheek en winkel. En van hieruit begint de poëzieroute.

Serie 1 nr. 296 Het monument Jacob Van Artevelde, vermoord op 24 juli 1345 (de Vigne Quyo)

Serie 1 nr. 296 Het monument Jacob Van Artevelde, vermoord op 24 juli 1345 (de Vigne Quyo)

Deze Suggkaart werd verstuurd in 1906 en de foto dateert duidelijk van kort na 1902 want op de achtergrond zien we nu de dan pas gebouwde eclectische huizen van bouwmeester J.G. Semey in de Baudelostraat. Midden op de Vrijdagmarkt staat het standbeeld van Jacob van Artevelde (1290-1345). Rondom het standbeeld stonden toen niet enkel bomen doch ook een metalen afsluiting met 4   lantaarnpalen. De Duitsers namen de bronzen lantaarns weg tijdens de Eerste Wereldoorlog om het metaal te recupereren. De ijzeren omheining en de 4 resterende palen verdwenen pas  in 1938 omwille van de wekelijkse markt.

Op de Vrijdagmarkt was van oudsher plaats voor een monument. Keizer Karel V was de eerste die deze eer te beurt viel. Rond 1600 kreeg hij centraal op de Vrijdagmarkt een houten beeld op een arduinen kolom, 12 meter hoog, dit ter gelegenheid van de inhuldiging van de aartshertogen Albrecht en Isabella. Het beeld, symbool van de staatsmacht, werd regelmatig beklad en in 1792 door de Fransen verwijderd en vervangen door een zuil die de Franse Revolutie verheerlijkte. Deze verdween in 1808 en de plek bleef leeg tot 1865. Toen beslisten de Gentenaars Jacob van Artevelde, een volstribuun uit de 14de eeuw, van onder het stof te halen en hem een standbeeld op de Vrijdagmarkt te bezorgen.

Het beeld werd in 1863 door Pieter De Vigne-Quyo (1812-1877) gemaakt en hier geplaatst omdat dit plein in de middeleeuwen zo’n belangrijke rol heeft gespeeld als verzamelplaats, en niet alleen bij de gebeurtenissen waarbij de volksmenner op de voorgrond trad. Jacob Van Artevelde was de “wijze man” van Gent en koos tijdens de Honderdjarige Oorlog de zijde van Engeland. De boycot van de Engelse wolinvoer hief hij op, om zo de lakennijverheid, welke de belangrijkste kostwinning van de stad was, te kunnen sparen.

Als de “klauwaards” (ontevreden handwerklieden) de alleenheerschappij van de “leliaards” (Fransgezinde rijken) doorbreken, voorkomt Jacob Van Artevelde een sociaal slagveld. Hij is ook de man die officiële documenten in het Nederlands laat opstellen, zodat Vlamingen zich niet langer hoeven te buigen over Latijn en Frans. Het is dus zijn verdienste dat Gent de “Arteveldestad” wordt genoemd. De drie steden Gent, Ieper en Brugge roepen de Engelse koning Edward III hier op de Vrijdagmarkt uit tot “koning van Frankrijk”. Maar Edward III kwam zijn beloften aan Jacob Van Artevelde niet na en hij wordt op 24 juli 1345 (zoals de Suggkaart terecht vermeld) vermoord door de deken van de rijke wevers, toen hij langs de Paddenhoek, de achterkant van zijn woning aan de Kalandenberg, wilde vluchten.

Het standbeeld werd op 14 september 1863 luisterrijk onthuld in aanwezigheid van koning Leopod I en de Hertog van Brabant, de latere koning Leopold II. Er werd toen een Arteveldecantate gebracht door 1.200 uitvoerders. Op de sokkel van het standbeeld staan de wapenschilden van de diverse gilden. De drie halverheven beeldhouwwerken onder Jacob Van Artevelde stellen de verdragen voor die hij afsloot: het Verbond tussen Vlaanderen, Brabant en Henegouwen, het Verbond tussen Vlaanderen en Engeland en het Verbond tussen Gent, Brugge en Ieper.

Oorspronkelijk stonden er op de 4 hoeken leeuwen die wapenschilden droegen. Deze werden in 1869 door Paul de Vigne, zoon van Pieter, vervangen door 4 maagden. Zij stellen Vlaanderen, Gent, Brugge en Ieper voor. Door sommige Gentenaars wordt dit als volgt geïnterpreteerd: “Deze koningen der dieren werden vervangen door 4 onderdanige vrouwen zittend onder de voeten van de ware Jacob”. Ook over de gestrekte rechter arm wordt er veel gefantaseerd. Voor de enen is dit een allesoverheersend gebaar dat staat voor mannelijke autoriteit, volgens anderen wijst hij naar de Langemunt, omdat hier alles uit de Langemunt moet komen (d.w.z dat alles zeer traag en moeizaam tot stand komt). Nog anderen beweren dat hij naar Engeland wijst van waar de wol  komt die Gent van de ondergang heeft gered.

296 a

Op deze recente foto van Jos Tavernier ziet u de het in 2013  gerestaureerde standbeeld van Jacob Van Artevelde. Het is niet langer een groene, maar opnieuw een schone, blinkende zwarte “Tsoak”, zoals de Gentenaars Jacob uitspreken. De door weer, wind en menige duif geteisterde “wijze man” had in de loop der jaren zijn brons groen zien uitslaan.

Het beeld is in de loop der jaren ook menige keer het slachtoffer geweest van vandalisme. Zo ontdekte Etienne Flerick in juli 1998 dat Jacob Van Artevelde geen zwaard meer had. Uit onderzoek bleek vlug dat het zwaard, 85 kg zwaar en 2,3 m lang,  moest zijn verdwenen in de winter 1995-1996 doch niemand die dat toen had opgemerkt. De stad gaf aan de kopergieterij Van der Loeff uit Melle opdracht om een nieuw zwaard te maken. Deze replica kostte 60.000 frank. Doch nog voor deze volledig af was vond Bart Smekens, leerling van het stedelijk Kunstinstituut in de Rodelijvekensstraat, op 27 mei 1999 het verdwenen zwaard toevallig terug aan de verlaten Leie-oever niet ver van de Krommewalbrug. Op 18 juni 1999 werd het originele zwaard terug aan het beeld bevestigd en de replica werd ondergebracht in het wapenmuseum van het Gravensteen.

Geen serie 1 postkaart: De Grote Magazijnen van Vooruit in Gent

Geen serie 1 postkaart: De Grote Magazijnen van Vooruit in Gent

In de serie 1 van postkaartenhandelaar Albert Sugg ontbreekt merkwaardig genoeg een zicht op de toen nieuwe magazijnen van Vooruit. In een oudere reeks postkaarten van dezelfde uitgever bevindt zich wel een zicht op deze mastodont aan de noordkant van de Vrijdagmarkt, aan de hoek met de Waaistraat. Uitzonderlijk en voor de volledigheid geven wij hier dit zicht weer. Dit socialistisch partijcentrum Ons Huis, ontworpen door Ferdinand Dierkens, werd er ingehuldigd in  1899  en verving  het warenhuis van de Vooruit daar door een brand in 1897 was verwoest.

Ons Huis bestond toen eigenlijk reeds uit twee  indrukwekkende gebouwen aan de Vrijdagmarkt. Het ene, rechts op de foto, waar nu de mutualiteit Bond Moyson is gevestigd, dateert dus uit 1899. Het andere links, waar ooit het Middeleeuwse Utenhovesteen had gestaan dat in 1839 moest wijken voor de bouw van de herbergen Le Café du Nord en Le Café Belge, werd in 1893 door SM Vooruit aankocht en  werd in  1902 door dezelfde Ferdinand Dierkens volledig herbouwd tot het gebouw met nu op het gelijkvloers de apotheek Vooruit. Deze postkaart heeft dus duidelijk de situatie weer tussen 1899 en 1902. Het zijn de eerste stenen getuigen van de sociale ontvoogdingsstrijd van arbeiders, een strijd die rond 1880 door Gentse socialisten op gang getrokken werd.

Gent was in de tweede helft van de 19de eeuw ‘de meest proletarische stad en de bakermat van de moderne arbeidersbeweging’. Daar werden de eerste industriële vakverenigingen opgericht, met tot de verbeelding sprekende namen als ‘Broederlijke Maatschappij der Wevers’ en ‘Maatschappij der Noodlijdende Spinners’.

In 1873 startten Gentse socialisten een coöperatieve bakkerij op, ‘De Vrije Bakkers’. Het werd een waar succes. Mede omdat de socialistische beweging toen electoraal niet veel voorstelde, kozen Edward Anseele en Edmond Van Beveren voor maximaal gebruik van de zo succesvolle coöperatieve strategie. Men zou het kapitalisme met z’n eigen middelen verslaan, op eigen terrein. Begin 1881 werd de Samenwerkende Maatschappij Vooruit opgericht met hypermoderne bakkerij, herberg, feest? en vergaderzaal, drukkerij en winkelmagazijn.

In 1893 kocht de Vooruit dus een groot burgerhuis aan de Vrijdagmarkt en bouwde het om tot een schoen?, kleding? en ellengoedwinkel, annex kruidenier. Op het fronton beeldde de jonge Jules Van Biesbroeck  de verbroedering tussen hand? en geestesarbeiders uit. Daarboven stond in koeien van letters ‘Werkersverbroedering is wereldvrede’ en eronder de wervende slagzin uit het ‘Communistisch manifest’ (1848), ‘Werklieden aller landen verenigt u’. De inhuldiging in 1894 ging gepaard met een bonte stoet en een groots feest.

De vreugde was van korte duur, in mei 1897 ging het gebouw in vlammen op. Maar men bleef niet bij de pakken zitten. Anseele trok samen met Ferdinand Dierckens, de huisarchitect van de socialisten, naar ‘Les Grands Magasins’ in Parijs om er inspiratie op te doen. Socialistische bouwvakkers die na de grote staking in 1898 waren afgedankt, richtten een coöperatieve op en staken de handen uit de mouwen.

In 1899 verrees de feniks uit zijn as, een imposante tempel, ook binnenin: prachtige trappenhallen en galerijen in art nouveau, badend in het licht geworpen door het enorme art nouveau raam in de gevel, met onderin een kraaiende haan die de nieuwe dageraad aankondigt.

In 1902 werd een tweelinggebouw ingehuldigd. Het bood onderdak aan het ‘middencomiteit der Gentsche werkliedenvereeniging’, de ‘Vrijzinnige werkmans boekerij’, ‘Bond Moyson’, een ‘Propagandaclub’ en een groot ‘koffijhuis’. Op de gevel van dit socialistisch volkshuis kwam in gouden letters het triomfantelijke ‘ONS HUIS’ te staan, expressie van het wijgevoel, de familiesfeer die bij Gentse socialisten heerste. Ons Huis stond symbool voor het éclatante succes van de socialistische arbeidersbeweging; van marginaal clubje tot massabeweging.

Het winkelcomplex ging tot midden jaren vijftig mee, maar toen moest er, onder druk van concurrerende grootwarenhuizen en het door de welvaart veranderde consumptiepatroon, vernieuwd worden. De Coop verhuisde naar een bijgebouw van het feestpaleis Vooruit in de Sint-Pietersnieuwstraat. De gebouwen aan de Vrijdagmarkt veranderden van socialistische eigenaar en werden drastisch verbouwd door architect Robert Rubbens. Het monumentale opschrift Vooruit verdween en werd vervangen door Bond Moyson.  Het magnifieke art nouveau interieur van ‘de Groote Magazijnen’ werd zo goed als volledig vernield. Begin jaren negentig werd een en ander gerestaureerd door Ro Bereteloot en kreeg de voorgevel van de rechtervleugel opnieuw de art-nouveau-indelig, maar veel bleef onherroepelijk verloren.

DIGITAL CAMERA

Het monumentale complex domineerde en domineert nu nog de eerder kleinschalige architectuur van de Vrijdagmarkt. Zie:

Bij vergelijking tussen de Suggkaart en mijn actuele foto hierboven is duidelijk te zien dat  in de loop der jaren de gevel rechts ingrijpend werd gewijzigd. Het complex werd in 1991 gerestaureerd door Ro Berteloot , die ook het aanpalende hedendaagse kantoorgebouw aan de Waaistraat op zijn naam mag schrijven dat werd gebouwd op de plaats waar zich eertijds het geboortehuis van Lieven Bauwens bevond.

Op Gentblogt stond eerder dit weetje over de haan op die gevel rechts onder: De sociale haan.

© 2014 GENTBLOGT VZW

4 reacties »

  1. Reactie van Roland

    Bekijk eens goed de Smugg kaarten 130 en 112 hierboven, dan kom je achter het ware verhaal waarom Jacob zo wijst met zijn arm, zo van “hier niet, maar daar”.
    Vermetele dronkaards durfden soms wel het hekwerk rond zijn standbeeld misbruiken om ….. in plaats van naar het Groot Kanonplein te gaan. Werd mij altijd plechtig verteld als de enige en echte waarheid door mijn grootoom (en die kon het weten ….)in mijn kinderjaren.

  2. Reactie van Vanoverhetvuur Jerom

    De houding van Jacob is een redenaarshouding . Hij spreekt het Gentse volk toe om zich te verzetten tegen de Franse koning en de kant te kiezen van Edward de III koning van Engeland . Dat is de juiste uitleg voor de houding van onze Jacob de wijze man van Gent . Het is ook zo dat ze de figuur van Jacob totaal vergeten waren het is door de romantiek van midden 19de eeuw dat men hem terug zal herontdekken en terecht .

  3. Reactie van Arthur De Decker

    Waar blijft deel 66?

  4. Reactie van Eddy

    Op de recente foto van Jos van het Groot Kanon kan men nog een kogel zien, zondag daar nog voorbij gekomen en nu ligt die er niet meer